Koesj: verschil tussen versies

22 bytes verwijderd ,  4 jaar geleden
k
Regel 50:
 
== Toekomst ==
Bij de '''toekomstige''' verschijning van God (in de verheerlijkte Christus), wanneer Hij komt om de wereld te oordelen en Zijn volk Israël te verlossen, zullen de inwoners van KoeshKoesj verschrikt worden. De profeet Habakuk zag in een gezicht:<blockquote>''Hab 3:3 God kwam van Theman, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en het aardrijk was vol van Zijn lof. Hab 3:4 En er was een glans als des lichts, Hij had hoornen aan Zijn hand, en aldaar was Zijn sterkte verborgen. Hab 3:5 Voor Zijn aangezicht ging de pestilentie, en de vurige kool ging voor Zijn voeten henen. Hab 3:6 Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne. Hab 3:7 Ik zag <u>de tenten van Koesjan onder de ijdelheid</u>; de gordijnen des lands van Midian schudden. Hab 3:8 Was de HEERE ontstoken tegen de rivieren? Was Uw toorn tegen de rivieren, was Uw verbolgenheid tegen de zee, toen Gij op Uw paarden reedt? Uw wagens waren heil. Hab 3:9 De naakte grond werd ontbloot [door] Uw boog, [om] de eden, aan de stammen gedaan [door] het woord. Sela. Gij hebt de rivieren der aarde gekloofd. Hab 3:10 De bergen zagen U, [en] leden smart; de waterstroom ging door, de afgrond gaf zijn stem, hij hief zijn zijden op [in] de hoogte. Hab 3:11 De zon en de maan stonden stil in [haar] woning; met het licht gingen Uw pijlen daarhenen, met glans Uw bliksemende spies. Hab 3:12 Met gramschap tradt Gij [door] het land, met toorn dorstet Gij de heidenen. Hab 3:13 Gij toogt uit tot verlossing Uws volks, tot verlossing met Uw Gezalfde; Gij doorwonddet het hoofd van het huis des goddelozen, ontblotende den grond tot den hals toe. Sela. Hab 3:14 Gij doorboordet met zijn staven het hoofd zijner dorplieden; zij hebben gestormd, om mij te verstrooien; die zich verheugden, alsof zij de ellendigen in het verborgen zouden opeten. Hab 3:15 Gij betradt [met] Uw paarden de zee; de geweldige wateren werden een hoop. (SV)''</blockquote>Over de vermelding van [[Midjan (land)|Midian]] en Koesjan (waarschijnlijk duidend op Koesj) schrijft Dächsel: "De Profeet noemt juist deze twee volken als vertegenwoordigers van alle volken; welke eens voor de verschijning van de Rechter der wereld zullen sidderen, omdat Hij in het voorgaande deze toekomstige verschijning met haar uitwerkingen op de volken vergeleken heeft met de verschijning Gods op de Sinaï, en bij de doorleiding van het volk door de Schelfzee, aan welker beide zijden deze volken wonen."<ref>Aangehaald in het bijbelcommentaar van Dächsel, Van Lingen en Van Griethuijsen, bij Hab. 3:7</ref>
 
Uit Koesj zullen aanbidders komen en God offeranden brengen. <blockquote>''Sef 3:10 Van de zijden der rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, [met] de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen. (SV)''</blockquote>Rond 700 v.C., na de vernietiging van het Assyrische leger bij Jeruzalem door een engel van God, hebben afgezanten van Koesj een geschenk gebracht in Jeruzalem (Jes. 18:7) om God te huldigen, daar ook zij vreesden voor een Assyrische invasie. In de toekomst zullen Koesjieten,de Moren (Ethiopiërs, Soedanezen) wederom de God van Israël hulde brengen.
 
== Meer informatie ==