Lasteren: verschil tussen versies

14 bytes toegevoegd ,  7 maanden geleden
k
Regel 22:
Met lasteren in betekenis verwant zijn ''belasteren,'' ''kwaadspreken,'' ''aantijgen'' en ''aanwrijven''. Deze woorden hebben, aldus het Handwoordenboek van Nederlandse Synoniemen uit 1908, de gemeenschappelijke betekenis van: “Iemand met opzet iets ten laste leggen, ten einde hem in een kwaad daglicht te plaatsen.” De bijbehorende zelfstandige naamwoorden zijn ''laster'', ''aantijging'' en ''achterklap''.
 
'''Belasteren''' en lasteren sluiten in, dat de kwaadspreker vals beschuldigt en de belasterde persoon benadeelt in zijn eer en aanzien. WieVoorbeeldzin: ”Wie wegens de hoogheid van zijn karakter aller achting heeft verworven, kan belasterd worden, doch de laster vindt geen geloof.”
 
'''Kwaadspreken''' en lasteren hebben meer ten doel de andere persoon te benadelen door hetgeen men van hem vertelt, zonder hem nog bepaald te beschuldigen. Kwaadspreken is meer algemeen, het veronderstelt buiten diens tegenwoordigheid iets van iemand vertellen, hetzij waar, hetzij vals, dat hem niet tot eer verstrekt. “Spreek geen kwaad van uw buurmans kind, want hij zou het u ten kwade duiden.”