Lichaam

Versie door Henk Timmermans (overleg | bijdragen) op 26 feb 2019 om 23:15 (Nieuwe pagina aangemaakt met ' Het '''lichaam''' is het stoffelijke van mensen en dieren. Het woord 'lichaam' komt van de samenstelling van ''lijk'' (oorspr. lichaam, vlees) + ''haam'' (omhulse...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)


Het lichaam is het stoffelijke van mensen en dieren. Het woord 'lichaam' komt van de samenstelling van lijk (oorspr. lichaam, vlees) + haam (omhulsel), en betekent dus eigenlijk (oorspronkelijk) 'vleselijk omhulsel'[1]. De gelovigen zullen eens een hemels lichaam ontvangen, dat luisterrijk en onvergankelijk is.

Het woord 'lichaam' kan ook verwijzen naar iets dat drie afmetingen (hoogte, breedte, diepte) heeft: een hoeveelheid materie van bepaalde gedaante en uitgebreidheid, een tastbaar, zichtbaar voorwerp (ook wel zonder gedachte aan vorm, alleen aan tastbaarheid)[2]. Zo spreekt men bij voorbeeld van 'organische en anorganische lichamen', 'vaste, vloeibare en gasvormige lichamen', en 'hemellichamen'.

1Co 15:40 En er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen, maar de heerlijkheid van de hemelse lichamen is verschillend, en die van de aardse is verschillend. (TELOS)

Fig.[3]: Menselijke huid, waarmee God onze spieren bekleed heeft.

De eerste mens, Adam, werd een levende ziel, een levend wezen, toen de Schepper de levensadem in het uit aardse materie geformeerde lichaam blies. Zonder geest is het lichaam dood, is het slechts een levenloos stoffelijk omhulsel, een verlaten tent.

Tentwoning

De mens op aarde is geest, ziel en lichaam (1 Th. 5:23). Het aardse lichaam is een tentwoning voor de menselijke geest. Hij verblijft in zijn lichaam. De apostel Paulus spreekt van 'ons verblijf in het lichaam' (2 Cor 5:8). 'Zolang wij in het lichaam wonen,' zegt Paulus, 'wonen wij niet bij de Heer' (2 Cor. 5:6), die in de hemel is.

De apostel Paulus spreekt van zijn lichaam als van een 'aardse tent'.

2Co 5:1 Want wij weten, dat als onze aardse tent waarin wij wonen, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig huis, in de hemelen. 2Co 5:2 Immers, in deze tent zuchten wij, terwijl wij vurig verlangen met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden; (...) 2Co 5:4 Immers, wij die in deze tent zijn, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed maar overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven verslonden wordt. (TELOS)

De apostel Petrus schrijft over zijn lijf als 'deze tent' en 'mijn tent'.

2Pe 1:13 Ik houd het echter voor juist, zolang ik in deze tent woon, u door herinnering op te wekken, 2Pe 1:14 daar ik weet dat het afleggen van mijn tent aanstaande is, zoals ook onze Heer Jezus Christus mij duidelijk heeft gemaakt. (TELOS)

De Zoon van God is mens geworden, het Woord is vlees geworden, heeft een menselijk lichaam aangenomen en heeft onder ons in een tent, zijn menselijk lichaam, gewoond, lett. volgens Joh. 1 'getabernakeld'.

Bij het sterven laat de mens zijn aardse levenswoning achter. Hij verlaat zijn verblijf in het lichaam ( 'ons verblijf in het lichaam verlaten', 2 Cor. 5:8). In de hemel zijn dan ook thans niet de lichamen, maar 'de geesten van de tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen' (Hebr. 12:23). De Openbaring heeft het over 'zielen onder het altaar'.

Soorten lichamen

Er verschillende soorten lichamen. Het lichaam van de mens is anders dan het lichaam van dieren. En bij dieren zijn er grote verschillen tussen bijvoorbeeld de lichamen van vissen en die van vogels.

1Co 15:39 Alle vlees is niet hetzelfde vlees, maar een ander is dat van mensen, en een ander is het vlees van dieren, en een ander is het vlees van vogels, en een ander dat van vissen. (TELOS)

Verder kan men onderscheid maken naar het onstoffelijke dat het lichaam beheerst of kenmerkt: ziellijk lichaam of geestelijk lichaam. Het ziellijk lichaam of zielslichaam is een lichaam dat door de ziel leeft. De Nederlandse vertalingen van de Bijbel hebben 'natuurlijk lichaam'. De natuurlijke ('ziellijke') mens (1 Cor. 2:14) is de mens die beheerst wordt door zijn ziel. Er wordt bij de opstanding van de doden een geestelijk lichaam opgewekt.

1Co 15:44 er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, er wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Als er een natuurlijk lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. 1Co 15:45 Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd tot een levende ziel’; de laatste Adam tot een levendmakende geest. (TELOS)

Verder kan men lichamen verdelen naar hun bestendigheid of duurzaamheid. Vanwege de zonde is ons lichaam dood (Rom. 8:10) en sterfelijk. Het zal levend en onsterfelijk worden gemaakt bij de opname van de gemeente.

Ro 8:10  Maar als Christus in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de Geest is leven vanwege de gerechtigheid. Ro 8:11 En als de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest die in u woont. (TELOS)

Geestelijk lichaam

Bij de opstanding wordt een geestelijk lichaam opgewekt.

1Co 15:44 er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, er wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Als er een natuurlijk lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam.

Over de aard van het opstandingslichaam schrijft Paulus in 1 Cor. 15:35vv. Ons huidige natuurlijke lichaam is gelijk een zaad dat gezaaid is en zal sterven, om later een nieuwe hoedanigheid aan te nemen, zoals bijvoorbeeld een tarwekorrel veranderd in een tarweplant. Het lichaam van een zaadje is anders dan het lichaam van de plant.

1Co 15:44 er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, er wordt een geestelijk lichaam opgewekt. Als er een natuurlijk lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. 1Co 15:45 Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd tot een levende ziel’; de laatste Adam tot een levendmakende geest. 1Co 15:46 Maar niet het geestelijke is eerst, maar het natuurlijke; daarna het geestelijke. 1Co 15:47 De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. 1Co 15:48 Zoals de stoffelijke is, zo zijn ook de stoffelijken; en zoals de Hemelse is, zo zijn ook de hemelsen. 1Co 15:49 En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen. (TELOS)

Het hemelse lichaam is gelijk een gebouw, tegenover het aardse lichaam, dat gelijk een tent is. Dat hemelse gebouw is een eeuwig, onvergankelijk huis.  

2Co 4:16 Daarom worden wij niet moedeloos; maar al raakt ook onze uiterlijke mens in verval, toch wordt onze innerlijke van dag tot dag vernieuwd. 2Co 4:17 Want de kortstondige lichtheid van onze verdrukking bewerkt voor ons een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid; 2Co 4:18 daar wij ons oog niet richten op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig. 2Co 5:1 Want wij weten, dat als onze aardse tent waarin wij wonen, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig huis, in de hemelen. 2Co 5:2 Immers, in deze tent zuchten wij, terwijl wij vurig verlangen met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden; 2Co 5:3 als wij namelijk, hoewel bekleed, niet naakt bevonden worden. 2Co 5:4 Immers, wij die in deze tent zijn, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed maar overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven verslonden wordt. (TELOS)

Paulus verlangde ernaar 'met onze woning uit uit de hemel is overkleed' (2 Cor. 5:2) te worden, d.w.z. nog tijdens zijn leven op aarde bij de wederkomst van Christus veranderd te worden. Ontkleding (2 Cor. 5:4) beduidt in figuurlijke zin het sterven, waarbij het stoffelijk lichaam als een kleed wordt afgelegd. Overkleding - eveneens in figuurlijke zin - betekent veranderd worden, waarbij het leven over het sterfelijke lichaam als een kleed heenkomt en dat verslindt en ons lichaam veranderd wordt tot een onvergankelijk, hemels lichaam. Het geestelijk lichaam heeft dan ook andere eigenschappen dan het natuurlijke lichaam. Dat blijkt uit het feit dat de Heer Jezus, de eersteling van de opstanding uit de doden, in zijn geestelijk lichaam (opstandingslichaam) door muren en deuren kon heengaan, en zich opeens kon vertonen en onzichtbaar maken. Terwijl twee discipelen met Hem aanlagen en hem opeens herkenden, werd hij onzichtbaar voor hen.

Lu 24:30 En het gebeurde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam en zegende en nadat Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. Lu 24:31 Hun ogen nu werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij werd onzichtbaar voor hen. (TELOS)

Hij ontkent tegenover zijn verbaasde leerlingen dat Hij een geest is. In tegenstelling tot een geest had Hij vlees en beenderen en kon voedsel tot zich nemen. Zijn nieuwe lichaam draagt tekenen van zijn lijden in het oude lichaam.

Lu 24:36 Terwijl zij nu hierover spraken, stond Hijzelf in hun midden en zei tot hen: Vrede zij u. Lu 24:37 Zij werden echter angstig en erg bang en meenden een geest te zien. Lu 24:38 En Hij zei tot hen: Waarom bent u ontsteld en waarom komen er overleggingen in uw hart op? Lu 24:39 Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het Zelf ben; betast Mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb. Lu 24:40 En toen Hij dit zei, toonde Hij hun zijn handen en voeten. Lu 24:41 Toen zij het nu van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zei Hij tot hen: Hebt u hier iets te eten? Lu 24:42 Zij nu gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat. Lu 24:43 En Hij nam het en at het voor hun ogen. (TELOS)

Voetnoten

  1. Aldus Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave)
  2. Aldus Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave)
  3. De afbeelding is ontleend aan Wikimedia Commons, bronpagina. Auteur: Daniël de Souza Telles, 6 jan. 2010. Licentie: Naamsvermelding-Gelijkdelen 3.0 Unported. Op 5 maart 2013 heeft Kees Langeveld lege witruimte rondom verwijderd.