Makkabeeën (priesterfamilie): verschil tussen versies

k
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 5:
De Joodse priester Mattathias uit de stad Modeïn weigerde echter om de Griekse goden te aanbidden. Hij riep op tot een heilige oorlog. „Laat ieder die de wet is toegedaan en pal staat voor het verbond, zich bij mij aansluiten!" Hij trok zich met zijn vijf zonen terug uit de stad naar het dorpje Modeïn. Andere Joden die naar de wet van God wilden leven, sloten zich bij hen aan.
 
Na de dood van Mattathias omstreeks 165 v.Chr., enkele maanden na begin van de opstand, nam zijn zoon Judas de leiding over en groeide de opstand uit tot een ware oorlog tegen de Seleuciden. Judas versloeg achtereenvolgens de veldhederenveldheren Apollonius, Seron, Lysias en Gorgias, hoewel het Seleucidenleger meer wapens en manschappen had  (1 Makk 3:1-4; 1 Makk 3:35; 2 Makk 8:8-11; 2 Makk 8:20-36; 2 Makk 11:1-12). Juas kreeg de bijnaam ''Maccabi'', dat wil zeggen "hamer” of “moker". Later ging deze naam over op zijn vader en broers en de door hen verwekte verzetsbeweging. Mattatias en zijn zonen worden in de regel als ''MakkabeeeënMakkabeeën'' aangeduid. De volgende generatie noemde zich ''Hasmoneeën'', naar hun voorvader Hasmon, de overgrootvader van MattatiasMattathias.
 
De vijf zonen van Mattathias waren:
Regel 15:
# Jonathan bijgenaamd Affus, "de behoedzame", sneuvelde in 143 v.Chr.
 
Wetsgetrouwe Joden steunden aanvankelijk de opstand tegen de Seleuciden. Onder Jonathan Makkabeüs, vanaf 160 v.C., raakte het godsdienstige aspect van de vrijheidsstrijd op de achtergrond en ging het vooral om de nationale vrijheid. De wetsgetrouwe Joden trokken hun steun in, toen Jonathan in 153 v.C. naast het koningschap ook het hogepriesterschap op zich nam, hoewel hij niet uit het hogepriesterlijk geslacht van Zadok stamde. Het onwettige hogepriesterschap van Jonathan en de HasmoneeseHasmonese vorsten na hem vormde vermoedelijk de aanleiding tot het ontstaan van de Farizeeën en de Essenen, die zich elk op een eigen wijze kritisch opstelden tegenover de HasmoneeseHasmonese koningen. Na benoeming van Jonathan tot hogepriester scheidde de groepering van de 'vromen' (Chassidim) zich af. Andere tegenstanders trokken zich in de eenzaamheid terug en vormden groepen, waaruit later onder anderen de [[Essenen]] zijn voortgekomen.
 
[[Bestand:Voor-nageslacht Mattathias.jpg|1024x1024px]]
Regel 22:
[[Bestand:Makkabese opstand Access-Foundation.jpg|geen|miniatuur|1250x1250px|''Gebeurtenissen in de Makkabese opstand'']]
 
Hieronder volgt een tijdrekenkundig overzicht van de gebeurtenissen. In de bronnen verschilt de opgave van een jaartal soms een enkel jaar.
 
{{Tijdbalk Israël 200-100 v.C.}}
 
Hieronder volgt een tijdrekenkundig overzicht van de gebeurtenissen. In de bronnen verschilt de opgave van een jaartal soms een enkel jaar.
 
'''168/167 v.C.''' Antiochus IV Epifanes (175-163 v.C.) ontwijdt de tempel. Op de 15e dag van de Joodse maand, in onze maand december, wordt in de tempel in Jeruzalem de verering van de Griekse oppergod Zeus ingevoerd. Er werd een altaar voor Zeus opgericht en hierop werd varkensvlees, dat voor de Joden onrein is, geofferd. De oprichting van het Zeusaltaar was de vervulling van een voorzegging die een engel in de 6e eeuw v.C. aan de profeet Daniël had gedaan: 'oprichting van een afgodsbeeld dat verwoesting brengt' (Dan. 11:31).