Mattheüs 22: verschil tussen versies

3.696 bytes toegevoegd ,  11 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 2:
 
== Samenvatting ==
1-14 Gelijkenis van de bruiloftgeroepenen (roeping,tot kledij)de koninklijke bruiloft. 15-22 Strikvraag over de keizerlijke belasting. 23-33 Vraag van de Sadduceeënsadduceeën over de opstanding. 34-40 VraagStrikvraag van een Farizeeërfarizeeër naar het grote gebod in de wet. 41-46 Jezus vraagtstelt de Farizeeënfarizeeën een vraag over de Christus, de Zoon van David.
 
== Gelijkenis van de geroepenen tot de bruiloft (1-14) ==
 
== 2 ==
Regel 99:
<onlyinclude><sup>14</sup> Want velen zijn geroepenen, maar weinigen uitverkorenen. </onlyinclude>(Telos)
'''Uitverkorenen.''' Die niet alleen geroepen zijn, doch ook gevolg hebben gegeven aan de uitnodiging en het kleed van het heil hebben aangenomen.
 
== 15 ==
<onlyinclude><sup>15</sup> Toen gingen de farizeeën beraadslagen om Hem in een woord te verstrikken. </onlyinclude>(Telos)
'''De farizeeën beraadslagen.''' Zie ook vs. 34.
 
== 16 ==
<onlyinclude><sup>16</sup> En zij zonden tot Hem hun discipelen met de herodianen om te zeggen: Meester, wij weten dat U waarachtig bent en de weg van God in waarheid leert en U om niemand bekommert, want U kijkt mensen niet naar de ogen. </onlyinclude>(Telos)
'''Met de herodianen.''' De farizeeën en de [[herodianen]] waren elkaars tegenstanders. Maar tegen Jezus spanden ze samen. Vergelijk de vriendschappelijke betrekking die ontstond tussen [[Pilatus]] en [[Herodes Antipas]], na hun verhoor van Jezus van Nazareth. <blockquote>''Lu 23:12  Herodes en Pilatus nu werden op diezelfde dag vrienden met elkaar, want zij leefden tevoren in vijandschap jegens elkaar.'' (Telos)</blockquote>'''Wij weten dat ...''' Ze logen, want ze geloofden niet dat Jezus de weg van God in waarheid leerde. De Heer doorziet hun boosheid noemt hen even later dan ook 'huichelaars' (18). Het doel van de farizeeën was om Jezus in een woord te verstrikken. Daartoe vleiden ze hem eerst met hun complimenten, opdat hij, gevleid en gunstig gestemd, op hun (strik)vraag zou ingaan.
 
== 17 ==
<onlyinclude><sup>17</sup> Zeg ons dan wat U denkt: Is het geoorloofd de keizer [[belasting]] te geven of niet? </onlyinclude>(Telos)
Ziedaar de strikvraag, een gesloten vraag. 'Ja' antwoorden zou van hem een landverrader maken in de ogen van de farizeeën. 'Nee' zou van hem, in de ogen van de Herodianen, een rebel maken, die zich verzet tegen de Romeinse overheid.
 
== 21 ==
<onlyinclude><sup>21</sup> Zij zeiden tot Hem: Van de keizer. Toen zei Hij tot hen: Geeft dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. </onlyinclude>(Telos)
'''Van de keizer.''' In die tijd was [[Tiberius]] keizer (14-37 n.C.).
 
'''Geeft dan enz.''' Het antwoord inzake het betalen van belasting overbrugt tevens de kloof tussen farizeeën en herodianen.
 
== 23 ==
<onlyinclude><sup>23</sup> Op die dag kwamen er sadduceeën naar Hem toe, die zeggen dat er geen opstanding is; </onlyinclude>(Telos)
'''Sadduceeën.''' De vrijzinnige partij onder de Joden; tegengesteld aan de farizeeën (vgl. 34). Deze vrijzinnigen aanvaardden alleen de boeken van Mozes als gezaghebbend woord van God. De Heer Jezus zal hen antwoorden uit die boeken.
 
== 29 ==
<onlyinclude><sup>29</sup> Jezus nu antwoordde en zei tot hen: U dwaalt, daar u de Schriften niet kent, noch de kracht van God. </onlyinclude>(Telos)
'''Noch de kracht van God.''' Deze kracht heeft Jezus getoond door drie gestorvenen (een meisje, een jongeman en een volwassen man) levend te maken, en zou Hij tonen door Zelf uit de doden op te staan.
 
== 34 ==
<onlyinclude><sup>34</sup> Toen nu de farizeeen hadden gehoord dat Hij de sadduceeen tot zwijgen had gebracht, kwamen zij bijeen. </onlyinclude>(Telos)
'''Kwamen zij bijeen.''' Zie ook vs. 15 en 35. Blijkbaar met hetzelfde doel als genoemd in vs. 15.
 
== 35 ==
<onlyinclude><sup>35</sup> En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: </onlyinclude>(Telos)
'''Om Hem te verzoeken.''' Door middel van een strikvraag, gelijk in de vorige verzoeking.
 
36  Meester, wat is het grote gebod in de wet?
 
37  Hij nu zei tot hem: ‘U zult de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand’.
 
38  Dit is het grote en eerste gebod.
 
39  Het tweede nu, daaraan gelijk: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’.
 
40  Aan deze twee geboden hangt de hele wet en de profeten.
 
== 24 ==