Mattheüs 26: verschil tussen versies

3.711 bytes toegevoegd ,  9 maanden geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 2:
 
== Samenvatting ==
''1'' Jezus kondigt zijn aanstaande overlevering en kruisiging aan. ''3-5'' Plan van de overpriesters en oudsten om Jezus te grijpen en te doden. ''6-13'' Jezus gezalfd in Bethanië. ''14-16'' Het verraad van Judas. ''17-25'' Jezus houdt het pascha met zijn discipelen en voorzegt dat een van hen hem zal overleveren. ''26-30'' Tijdens de paasmaaltijd stelt Jezus het avondmaal in. ''31-34'' Jezus voorzegt de val van zijn leerlingen in deze nacht én Petrus' verloochening. ''36-46'' In Gethsémané bidt Jezus in zware benauwdheid tot Zijn Vader. ''47-56'' Judas levert Jezus over aan een troep gewapende mannen. Petrus slaat een slaaf het oor af, maar de Heer wijst zijn leerling terecht. Jezus spreekt een woord tot de troep mannen. Alle discipelen vluchtten weg. ''57-68'' Jezus gehoord, veroordeeld en mishandeld door de Raad. 69-75 Petrus verloochent zijn Meester driemaal, hetgeen Deze voorzegd had.
 
== 2 ==
Regel 51:
== 31 ==
<onlyinclude><sup>31</sup> Toen zei Jezus tot hen: U zult allen over Mij ten val komen in deze nacht; want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden’. </onlyinclude>(Telos)
Parallelplaats: <blockquote>''Mr 14:27 En Jezus zei tot hen: Allen zult u ten val komen, want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden’. (TELOS)''</blockquote>'''U zult allen over Mij ten val komen'''. Vs. 33. Hun val houdt verband met hun verstrooiing. De leerlingen verlieten Hem toen hij werd gearresteerd (56). En ze werden verstrooid 'ieder naar het zijne'. <blockquote>''Joh 16:32 Zie, er komt een uur en het is gekomen, dat u verstrooid zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader met Mij is. (TELOS)''</blockquote><blockquote>''Lu 22:31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe; Lu 22:32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders. (TELOS)''</blockquote>De val kan bestaan in het weglopen en de teleurstelling, de twijfel over Jezus' messiasschap, misschien zelfs schaamte. Wanneer zij zouden zien dat hun Meester verraden werd door een uit hen en de hoofdmannen Hem bonden en wegleidden als een kwaaddoener, wil onze Heer zeggen, dat zij met zo’n schrik en vreze zullen aangedaan worden, dat elk van hen Hem zou verlaten en weglopen, om voor eigen veiligheid te zorgen, ja, dat zij zich aan dat onverwacht voorval zodanig zouden ergeren, dat zij bij zichzelf in twijfel zouden geraken of Hij de Messias was, zoals de twee discipelen, die naar Emmaüs gingen, te kennen schijnen te geven ("''Wij echter hoopten dat Hij Degene was die Israel zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd.''" - ''Luc 24:21''); en dat hun geloof in Hem zou gewankeld hebben, als Hij niet voor hen had gebeden, zoals Hij voor Petrus gedaan had. Want de leerlingen dachten tot nog toe aan niets anders dan aan een aards koninkrijk, dat zij nu meenden dat in korte tijd opgericht zou worden; maar toen de zaken zo’n keer namen, kon dat niet anders dan grote verbijstering in hen teweeg brengen. En dit zou het geval zijn, niet alleen bij een of twee van hen, maar bij allen.<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Tekst van het commentaar is deels, onder wijziging, verwerkt.</ref>
 
[[Petrus]], die beweerde nooit ten val te zullen komen en de Heer geenszins te zullen verloochenen (26:33-35), zou hem drie maal verloochenen. De discipelen geloofden de vrouwen niet die kwam getuigen dat Jezus was opgestaan. [[Thomas]] geloofde pas aan de opstanding van zijn Heer toen hij de Heer zelf zag en aanraakte. Toen stond de 'ongelovige Thomas' na zijn val zelf weer op: <blockquote>''Joh 20:28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! (TELOS)''</blockquote><blockquote>''Joh 16:20 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult wenen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.'' (TELOS)</blockquote>
Regel 118:
 
'''Toen verlieten alle discipelen Hem en vluchtten.''' Waarmee ook een woord in vervulling ging, zie vs. 31.
 
== 57 ==
<onlyinclude><sup>57</sup> Zij nu die Jezus hadden gegrepen, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, waar de schriftgeleerden en de oudsten waren bijeengekomen. </onlyinclude>(Telos)
'''De hogepriester, waar de schriftgeleerden en de oudsten waren bijeengekomen.''' Zij vormden de [[Raad (Sanhedrin)|Raad]] (vs. 59), voorgezeten door de hogepriester.
 
== 58 ==
<onlyinclude><sup>58</sup> Petrus nu volgde Hem uit de verte tot aan de voorhof van de hogepriester, en nadat hij naar binnen was gegaan, zat hij bij de dienaren om de afloop te zien. </onlyinclude>(Telos)
'''Petrus nu volgde Hem uit de verte.''' De discipelen waren gevlucht, maar de moedige Petrus, die ter verdediging van zijn Heer het zwaard had getrokken, had intussen besloten om Jezus te volgen.
 
== 61 ==
<onlyinclude><sup>61</sup> Tenslotte echter kwamen er twee op, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan het tempelhuis van God afbreken en het na drie dagen opbouwen. </onlyinclude>(Telos)
'''Ik kan enz.''' De Heer doelde op zijn eigen lichaam, dat hij in de dood overgaf, en op zijn [[Opstanding van Jezus Christus|lichamelijk opstaan]] uit de dood na drie dagen.
 
== 63 ==
<onlyinclude><sup>63</sup> Jezus echter zweeg. En de hogepriester antwoordde en zei tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God! </onlyinclude>(Telos)
Jezus echter zweeg. Als een ooi (wijfjesschaap), zegt de profeet Jesaja, die stom is voor het aangezicht van haar scheerders. <blockquote>''Jes 53:7  Gekweld werd Hij, en Hij liet zich verdrukken; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een ooi, die stom is voor het aangezicht van haar scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open.'' (CP<ref name=":02">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.</ref>)</blockquote>
 
== 64 ==
<onlyinclude><sup>64</sup> Jezus zei tot hem: U hebt het gezegd. Ik zeg u evenwel: van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht en zien komen op de wolken van de hemel. </onlyinclude>(Telos)
Terwijl Jezus terstond ''vernederd'' zal worden (bespuwd, geslagen enz.), spreekt hij nu van zijn ''verhoging''.
 
'''Zien zitten aan de rechterhand van de kracht.''' Van God, ook 'de Majesteit' genoemd. Toen Stefanus gestenigd werd, zag Jezus ''staande'' ter rechterhand van God, alsof de Heer voor hem was opgestaan. Het zitten aan Gods rechterhand is werkelijkheid.
 
'''En zien komen op de wolken van de hemel.''' Dit is nog toekomst.
 
== 65 ==
<onlyinclude><sup>65</sup> Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: Hij heeft gelasterd; waarom hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt u de lastering gehoord; wat vindt u ervan? </onlyinclude>(Telos)
'''Waarom hebben wij nog getuigen nodig.''' De Raadsleden zelf waren nu getuigen van deze 'lastering'.
 
'''Hij heeft gelasterd.''' De hogepriester vergist zich deerlijk.
 
== 66 ==
<onlyinclude><sup>66</sup> Zij nu antwoordden en zeiden: Hij is de dood schuldig. </onlyinclude>(Telos)
Zij konden een doodvonnis uitspreken, maar niet (doen) uitvoeren. Ze moesten de Romeinse landvoogd nog overtuigen van de noodzaak om Jezus te doden.
 
== 69 ==
<onlyinclude><sup>69</sup> Petrus nu zat buiten in de voorhof; en een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: Ook u was met Jezus de Galileeër. </onlyinclude>(Telos)
'''Jezus de Galileeër.''' Zo genoemd, omdat hij uit de landstreek Galilea kwam. Een andere vrouw zal Hem noemen "Jezus de Nazoreeër" (d.i. van Nazareth), vs. 71.
 
== Voetnoten ==