Mattheüs 26: verschil tussen versies

4.978 bytes toegevoegd ,  9 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
<onlyinclude><sup>12</sup> Want dat zij deze balsem op mijn lichaam heeft gegoten, heeft zij gedaan voor mijn begrafenis. </onlyinclude>(Telos)
'''Voor mijn begrafenis.''' Zijn einde stond hem duidelijk voor ogen, ook in vs. 2.
 
== 16 ==
<onlyinclude><sup>16</sup> Zij nu betaalden hem dertig zilverlingen uit. En van toen af zocht hij een gelegenheid om Hem over te leveren. </onlyinclude>(Telos)
'''Zij nu betaalden hem dertig zilverlingen uit.''' Zilverstukken, zilveren sikkels. Deze som had een waarde gelijk aan 120 daglonen, zie [[Sikkel]].
Daarmee ging een profetie in vervulling:<blockquote>''Zacharia 11:12 En ik heb tot hen gezegd: Indien het goed is in uw ogen, geeft mijn loon, maar indien niet, laat het. Toen wogen zij mijn loon af: dertig zilverstukken. Zacharia 11:13 Maar de HERE zeide tot mij: Werp dat de pottenbakker toe; een heerlijke prijs waarop Ik hunnerzijds geschat ben! En ik heb de dertig zilverstukken genomen en die in het huis des HEREN de pottenbakker toegeworpen.'' (NBG51)</blockquote>
 
== 17 ==
<onlyinclude><sup>17</sup> Op de eerste dag nu van de ongezuurde broden kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt U dat wij U toebereidselen maken om het pascha te eten? </onlyinclude>(Telos)
Parallelplaatsen:<blockquote>''Mr 14:12 En op de eerste dag van de ongezuurde broden, waarop men het pascha slachtte, zeiden zijn discipelen tot Hem: Waar wilt U dat wij heengaan en toebereidselen maken dat U het pascha eet? (Telos)''</blockquote>'''De eerste dag nu van de ongezuurde broden.''' Op die dag slachtte men het paaslam (Mr. 14:12; Luk. 22:7).<blockquote>''Lu 22:7 De dag nu van de ongezuurde broden kwam, waarop het pascha moest worden geslacht. (Telos)''</blockquote>
 
== 18 ==
<onlyinclude><sup>18</sup>  Hij nu zei: Gaat de stad in naar die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u zal Ik het pascha houden met mijn discipelen. </onlyinclude>(Telos)
'''Mijn tijd is nabij.''' Het einde van zijn aardse leven stond hem zo helder voor ogen. Zie ook vs. 21, 24.
 
== 20 ==
<onlyinclude><sup>20</sup> Toen het nu avond was geworden, lag Hij aan met de twaalf discipelen. </onlyinclude>(Telos)
'''Toen het nu avond was geworden.''' Het is duidelijk dat de Heer het pascha in de avond gegeten heeft (Mark. 14:14).
 
== 21 ==
<onlyinclude><sup>21</sup> En terwijl zij aten, zei Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal overleveren. </onlyinclude>(Telos)
'''En terwijl zij aten.''' De paasmaaltijd gebruikten. Zie vs. 26.
 
'''Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal overleveren.''' Het avondmaal, dat hij aanstonds gaat instellen, spreekt van zijn sterven. De woorden die Hij nu uitspreekt laten zien dat hij duidelijk wist wat aan zijn dood zou voorafgaan: de overlevering door Judas Iskariot. Zijn dood was aanstaande (vs. 18: "Mijn tijd is nabij"). Zie ook vs. 24.
 
== 23 ==
<onlyinclude><sup>23</sup> Hij nu antwoordde en zei: Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt, die zal Mij overleveren. </onlyinclude>(Telos)
'''Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt.''' Men at toen zonder vork en lepel. Een stukje brood of een beetje kruiden werd met de hand in de saus gedoopt en dan in de mond gestopt.
 
"Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt" is waarschijnlijk een gewone omschrijving van een tafelgenoot. De Statenvertalers verklaren: "een, die met Mij dagelijks eet, die Mijn huis- en tafelgenoot is. Niet dat Christus juist toen met hem tezamen indoopte, want zo zouden de discipelen zeker hebben kunnen weten wie hij was." De Heer antwoordde dus: een van mijn disgenoten (een van jullie) zal mij overleveren. Tegen deze verklaring kan men opwerpen dat zij niets toevoegt aan Zijn eerder woord "een van u". <blockquote>''Ps 41:9 (10) Zelfs de man met wie ik [in] vrede [leefde], op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zich tegen mij gekeerd.'' (HSV)</blockquote>'''De schotel.''' Velen zijn van mening dat er verscheidene schotels op tafel zullen gestaan hebben en de Heer een halve aanwijzing zal hebben gegeven, namelijk dat het iemand, in Zijn nabijheid gezeten, zou zijn. Een bezwaar tegen deze mening is dat ze strijdt met de tekst, waarin van de bepaalde schotel, "de schotel", gesproken wordt.<ref name=":0" />
 
'''Indoopt.''' Volgens Karl August Dächsel<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). </ref> is "indoopte" nauwkeuriger vertaling. Gijs van den Brink<ref>Gijs van den Brink, ''The Gospel according to Matthew'' (1997)''.'' </ref> heeft "heeft ingedoopt".
 
== 26 ==
<onlyinclude><sup>26</sup> Terwijl zij nu aten, nam Jezus brood en nadat Hij had gezegend, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en zei: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. </onlyinclude>(Telos)
'''Terwijl zij nu aten.''' De paasmaaltijd gebruikten; zie ook vs. 21.
 
'''Gezegend.''' Of 'geloofd', 'een lofzegging gesproken'<ref>Aantekening van de Telos-vertaling.</ref>.
 
== 31 ==
Regel 26 ⟶ 63:
''Lu 22:31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe; Lu 22:32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders. (TELOS)''
 
De val kan bestaan in het weglopen en de teleurstelling, de twijfel over Jezus' messiasschap, misschien zelfs schaamte. Wanneer zij zouden zien dat hun Meester verraden werd door een uit hen en de hoofdmannen Hem bonden en wegleidden als een kwaaddoener, wil onze Heer zeggen, dat zij met zo’n schrik en vreze zullen aangedaan worden, dat elk van hen Hem zou verlaten en weglopen, om voor eigen veiligheid te zorgen, ja, dat zij zich aan dat onverwacht voorval zodanig zouden ergeren, dat zij bij zichzelf in twijfel zouden geraken of Hij de Messias was, zoals de twee discipelen, die naar Emmaüs gingen, te kennen schijnen te geven ("''Wij echter hoopten dat Hij Degene was die Israel zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd.''" - ''Luc 24:21''); en dat hun geloof in Hem zou gewankeld hebben, als Hij niet voor hen had gebeden, zoals Hij voor Petrus gedaan had. Want de leerlingen dachten tot nog toe aan niets anders dan aan een aards koninkrijk, dat zij nu meenden dat in korte tijd opgericht zou worden; maar toen de zaken zo’n keer namen, kon dat niet anders dan grote verbijstering in hen teweeg brengen. En dit zou het geval zijn, niet alleen bij een of twee van hen, maar bij allen.<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901),. commentaarTekst opvan Matth. 26:31het is deels, onder wijziging, verwerkt.</ref> [[Petrus]], die beweerde nooit ten val te zullen komen en de Heer geenszins te zullen verloochenen (26:33-35), zou hem drie maal verloochenen. De discipelen geloofden de vrouwen niet die kwam getuigen dat Jezus was opgestaan. [[Thomas]] geloofde pas aan de opstanding van zijn Heer toen hij de Heer zelf zag en aanraakte. Toen stond de 'ongelovige Thomas' na zijn val zelf weer op:
 
''Joh 20:28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! (TELOS)''