Melaatsheid: verschil tussen versies

2.032 bytes verwijderd ,  3 jaar geleden
k
Regel 5:
'''Woorden.''' In de Griekse grondtaal van het Nieuwe Testament en in de oude Griekse vertaling van het Oude Testament (Septuagint) heet zij in het Grieks ''lepra.'' Van het Griekse ''lepra'' komt het Latijnse woord ''leprosus'' (= melaats), komt het Nederlandse woord ''leproos'', d.i. iem. die aan lepra lijdt, een melaatse. In de middeleeuwen was het woord ‘melaatsheid’ of ‘lazerij’ gebruikelijk<ref name=":4">Daan van Leeuwen, 'Leven buiten de stadsmuren. De wijze van functioneren van het goudse leprooshuis in de late middeleeuwen', in: [https://www.diegoude.nl/wp-content/uploads/2015/08/Tidinge-augustus-2013.pdf Tidinge van die Goude, aug. 2013](pdf).</ref>.
 
De term ''melaats'' in de Bijbel heeft een ruimere betekenis dan het hedendaagse begrip ''lepra''. Het slaat ook op andere huidziekten. Bovendien kunnen in het Oude Testament ook voorwerpen 'melaats' zijn, wellicht omdat ze beschimmeld of op een andere wijze uitwendig waren aangetast. In de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) heeft men een nieuw woord ingevoerd voor die melaatsheid in ruimere zin: 'huidvraat' voor een mens, 'vraat' voor zaken als een huid.
 
In de late middeleeuwen ontstaan leprooshuizen, ook genoemd ‘leprozerieën’ of ‘lazarushuizen’. Lazarus gold in het bijgeloof als de beschermheilige van de leprozen. In de geschiedenis van Lazarus en de rijke man, door Jezus verteld (Luc. 16:19-31), is Lazarus een arme man, wiens huid overdekt is met zweren <blockquote>''Lu 16:20  Nu lag er ook een arme, genaamd Lazarus, aan zijn voorpoort, vol zweren, Lu 16:21  begerig zich te verzadigen met wat van de tafel van de rijke viel; maar zelfs de honden kwamen zijn zweren likken.'' (Telos) </blockquote>De geschiedenis vertelt niet dat Lazarus melaats was. Toch is hij een symbool voor leprapatiënten geworden.
Regel 64:
 
<blockquote>''Mt 8:1  Toen Hij nu van de berg was afgedaald, volgden Hem vele menigten. Mt 8:2  En zie, een melaatse kwam naar Hem toe en huldigde Hem en zei: Heer, als U wilt, kunt U mij reinigen.  Mt 8:3  En Hij strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: Ik wil, word gereinigd! En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. Mt 8:4  En Jezus zei tot hem: Let erop dat u niemand iets zegt; maar ga heen, toon u aan de priester en offer de gave die Mozes heeft geboden, hun tot een getuigenis.'' (Telos)</blockquote>
Zie [[Evangelie naar Mattheüs/Commentaar/Hoofdstuk 8|Matth. 8]] voor een verhandeling over deze passage
 
Melaatsen moesten op minstens twee meter afstand blijven<ref name=":5">René van Loon, ''Levend bewijs!'' Rotterdam: Opstandingskerk, 7 jan. 2018. Preek naar aanleiding van Leviticus 13: 45-46 en 14: 1-20 en Mattheüs 7:28 - 8:4 (kerntekst: 8: 4)</ref>. Of deze melaatse dat deed, weten we niet.
 
'Heer, als U wilt, kunt U mij reinigen', zegt de melaatse. Hij zegt niet: 'kun u mij genezen'. Reinigen gaat verder dan genezen: gezond èn rein voor God worden. De melaatse belijdt zijn geloof in de wondermacht van de Heer.
 
Daarop raakt de Heer de melaatse man aan. Uit Joodse bronnen weten wij hoe rabbi’s, leermeesters, in de tijd reageerden op melaatsen. De éne rabbi gooide stenen naar een melaatse, om hem maar op afstand te houden. Een andere leermeester verstopte zich. Een derde rabbi maakte zich snel uit de voeten, hij rende weg. Zij wilden niet onrein worden.<ref name=":5" /> Een rabbi in de tweede eeuw, rabbi Meir, zei: ‘Ik eet géén ei als dat gekocht is in een straat waar een melaatse rondloopt.’<ref>Aangehaald in: René van Loon, ''Levend bewijs!'' Rotterdam: Opstandingskerk, 7 jan. 2018. Preek naar aanleiding van Leviticus 13: 45-46 en 14: 1-20 en Mattheüs 7:28 - 8:4 (kerntekst: 8: 4)</ref>
 
Dat de Heer de melaatse aanraakt, heeft deze wellicht als een tastbaar teken van ontferming ervaren. Iedereen die gezond was meed een melaatse, maar de Heer strekte zijn hand uit en raakte hem aan.
 
Als een mens iets onreins van een naaste aanraakte, was hij volgens de wet van Mozes schuldig en moest daarom een schuldoffer brengen (Lev. 5:3v). <blockquote>''Le 5:3  Of als hij iets onreins van een mens aanraakt, wat voor onreins van hem het ook is, waardoor hij onrein wordt, [ook] al is het voor hem verborgen gebleven, en hij het [later] te weten komt, dan is hij [toch] schuldig.'' (HSV)</blockquote>Heeft de Heer iets onreins, bijvoorbeeld een aangetast stuk huid aangeraakt? Dat weten we niet. Wonderbaarlijk is vooral dat de melaatse terstond werd genezen. De [[Heiland]] had de macht om melaatsen te genezen. Na de genezing zond Hij zond de man heen tot de priesters, die - volgens de wet van Mozes - moesten beoordelen of de melaatse genezen was.
 
[[Bestand:Melaatsen.jpg|alt=|miniatuur|414x414px|Melaatse mannen]]