Melaatsheid: verschil tussen versies

345 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 86:
Ze wordt als ongeneeslijk beschouwd. Artsen menen dat je melaats kan worden door het eten van peper, knoflook of vlees van zieke varkens. Ook wordt wel gedacht dat de ziekte een straf van God is. Een hoogleraar in de geschiedenis der geneeskunde schreef over de melaatsheid in de Middeleeuwen: “De angst voor alle andere ziekten bij elkaar viel in het niet bij de dodelijke angst voor melaatsheid. Zelfs de Zwarte Dood veroorzaakte niet zo’n verschrikkelijke angst.” <ref name=":3">Citaat van George Rosen, aangehaald in: Ben Hobrink, 'Dokters, was u handen!', in: IDDG (In Dienst de Genezing), dec. 2012. IDDG is het tijdschrift van de [[Christian Medical Fellowship Nederland]]. </ref> De geneesmeester bedachten van alles, maar ze vonden geen geneesmiddel. Daarom nam de Kerk de taak op zich om de melaatsheid te bestrijden<ref name=":2" />. Zij gingen ervan uit dat melaatsheid een besmettelijke ziekte was, zoals beschreven in het Oude Testament. Zij volgde daarbij de voorschriften uit Leviticus. “Als melaatsheid was geconstateerd, werd de patiënt afgezonderd en uit de gemeenschap gestoten (…) De voorschriften uit Leviticus volgend, nam de kerk de taak op zich om de melaatsheid te bestrijden (…) Het was het eerste grote wapenfeit in profylaxe, namelijk de systematische uitroeiing van een ziekte,” aldus de medisch historicus<ref name=":3" />.
 
Door de terugkomst van de kruisvaders, de hernieuwde handelscontacten met het Nabij Oosten en de verstedelijking (bevolkingsgroei in de steden) groeit lepra snel uit tot een epidemie. De stadsbesturen makenzien vooralzich gebruikgenoodzaakt vaniets dete bestaandedoen regelstegen diehet gerichttoenemend zijnaantal op de isolatie van leprozen en gebaseerd zijn op de wetten van Mozes uit Leviticus 13. Vanaf de veertiende eeuw ontstaanmelaatsen in Holland de eerste leprooshuizen, ook wel ‘leprozerieën’ of ‘lazarushuizen’ genoemdstad. De stadsbesturenbesturen gevenmaken devooral leprozengebruik een eigen plaats buitenvan de stadsmuren,bestaande maarregels binnendie hetgericht rechtsgebied van hun stad, om greep te houdenzijn op de leprozen.isolatie Buitensluitingvan wordt meer maatschappelijk gewenstleprozen en aanvaard.gebaseerd Erzijn ontstaan ook onderkomens voor leprozen zonder georganiseerde zorg. De meeste Hollandse leprooshuizen ontstaan inop de 2e helftwetten van de 14e eeuw. Groepsvorming en vervreemding zijn onvermijdelijk het gevolg. Volstrekte afzondering blijkt echter ondoenlijk. De melaatsen blijven mensen aanspreken om aalmoezen te vergaren. Leprozen moeten zich houden aan strenge kledingvoorschriften. Ze moeten een klepper gebruiken om aan te geven dat ze melaats zijn. Een 'Lazarusklepper' bestaatMozes uit drieLeviticus plankjes die op elkaar slaan en een hard geluid geven13.<ref name=":4" />
 
Na de grote pestplaag ontstaan halverwege de 14 eeuw in Holland de eerste huizen bestemd voor de opvang van melaatsen. Deze 'leprooshuizen' worden ook wel ‘leprozerieën’ of ‘lazarushuizen’ genoemd. De stadsbesturen geven de leprozen een eigen plaats buiten de stadsmuren, maar binnen het rechtsgebied van hun stad, om greep te houden op de leprozen. Buitensluiting wordt meer maatschappelijk gewenst en aanvaard. Er ontstaan ook onderkomens voor leprozen zonder georganiseerde zorg. De meeste Hollandse leprooshuizen ontstaan aan het einde van de 14e eeuw en het begin van de 15e eeuw. Groepsvorming en vervreemding zijn onvermijdelijk het gevolg. Volstrekte afzondering blijkt echter ondoenlijk. De melaatsen blijven mensen aanspreken om aalmoezen te vergaren. Leprozen moeten zich houden aan strenge kledingvoorschriften. Ze moeten een klepper gebruiken om aan te geven dat ze melaats zijn. Een 'Lazarusklepper' bestaat uit drie plankjes die op elkaar slaan en een hard geluid geven.<ref name=":4" />
In het middeleeuwse Holland hebben naar schatting zo'n twaalf leprozenhuizen onder stedelijk bestuur bestaan, onder meer bij Leiden en Haarlem. Eén zo'n huis heeft bij de stad Gouda gestaan. In 1394 stelt ene Aernd Pic Dyrcxz te Gouda aan het Goudse stadsbestuur een huis met erf ter beschikking voor de opvang van de zieken ‘die beziect sijn mitter lazarijen’. Het huis, dat op een steenworp van de stadsmuur ligt, wordt bestemd tot leprooshuis. De leprozenmeesters, afgevaardigden van het Goudse stadsbestuur, vingen deze zieken daar op, gaven hen een bestaan en organiseerden de leprozenzorg. De zweren en wonden van de melaatsen worden verbonden en verzorgd, hun lichaam wordt schoongehouden, en ze krijgen voedsel en drinken aangeboden. Het leprozenhuis wordt beheerd het college van Heilige Geestmeesters, behorend tot de parochie, dat zich toelegt op de zorg aan armen. In 1408 gaat het beheer over op leproosmeesters, die verantwoording verschuldigd zijn aan het stadsbestuur. De leprozen moeten deelnemen aan het huishouden en agrarische werkzaamheden op het erf verrichten, driemaal daags het Ave Maria opzeggen, elke week deelnemen aan de mis en zich onthouden van geslachtelijke omgang. Ze eten gezamenlijk eenvoudige maaltijden aan een lange tafel bij het haardvuur. Na het slaan van de avondklok moeten ze hun gebeden doen en naar bed gaan. Eén keer per jaar mochten ze op een dag, veertig dagen voor Pasen, binnen de stadsmuren om aalmoezen vragen. Ze hielden dan een bedeloptocht met trommelslag. In 1423 verhuizen de Goudse melaatsen naar een nieuw gebouw bij de Sint Jobskapel buiten de Potterspoort, langs de Kromme Gouwe<ref name=":4" />.
 
In het middeleeuwse Holland hebben naar schatting zo'n twaalf leprozenhuizen onder stedelijk bestuur bestaan, onder meer bij Leiden, Schiedam en Haarlem. Eén zo'n huis heeft bij de stad Gouda gestaan. In 1394 stelt ene Aernd Pic Dyrcxz te Gouda aan het Goudse stadsbestuur een huis met erf ter beschikking voor de opvang van de zieken ‘die beziect sijn mitter lazarijen’. Het huis, dat op een steenworp van de stadsmuur ligt, wordt bestemd tot leprooshuis. De leprozenmeesters, afgevaardigden van het Goudse stadsbestuur, vingen deze zieken daar op, gaven hen een bestaan en organiseerden de leprozenzorg. De zweren en wonden van de melaatsen worden verbonden en verzorgd, hun lichaam wordt schoongehouden, en ze krijgen voedsel en drinken aangeboden. Het leprozenhuis wordt beheerd het college van Heilige Geestmeesters, behorend tot de parochie, dat zich toelegt op de zorg aan armen. In 1408 gaat het beheer over op leproosmeesters, die verantwoording verschuldigd zijn aan het stadsbestuur. De leprozen moeten deelnemen aan het huishouden en agrarische werkzaamheden op het erf verrichten, driemaal daags het Ave Maria opzeggen, elke week deelnemen aan de mis en zich onthouden van geslachtelijke omgang. Ze eten gezamenlijk eenvoudige maaltijden aan een lange tafel bij het haardvuur. Na het slaan van de avondklok moeten ze hun gebeden doen en naar bed gaan. Eén keer per jaar mochten ze op een dag, veertig dagen voor Pasen, binnen de stadsmuren om aalmoezen vragen. Ze hielden dan een bedeloptocht met trommelslag. In 1423 verhuizen de Goudse melaatsen naar een nieuw gebouw bij de Sint Jobskapel buiten de Potterspoort, langs de Kromme Gouwe<ref name=":4" />.
'''1586.''' Prins Maurits van Oranje vaardigt de ‘ordre op ’t schouwen en bedelen der leprosen’ uit, met een kledingvoorschrift voor heel Holland: de leproos moet een vliegermantel en een hoed met witte band dragen.<ref name=":4" />
 
In de 16e eeuw begint lepra allengs te verdwijnen uit de Nederlanden.
 
'''1586.''' Prins Maurits van Oranje vaardigt de ‘ordre op ’t schouwen en bedelen der leprosen’ uit, met een kledingvoorschrift voor heel Holland: de leproos moet een vliegermantel en een hoed met witte band dragen.<ref name=":4" />
 
'''1652.''' In Gouda wordt de laatste leproos opgenomen.
 
'''ca. 1860.''' Rond 1860 leefden in de Noorse stad Bergen zo'n 2800 melaatsen tussen de overige mensen. Om in hun onderhoud te voorzien gingen zij als marskramer langs de deuren en verspreiden daardoor ongeweten de melaatsheid. De regering besloot de melaatsen af te zonderen. Met geweld werden zij afgezonderd. Binnen 80 jaar was het aantal melaatsen drastisch verminderd, niet dankzij medicijnen, maar dankzij hun afzondering.