k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1:
De '''Midianieten''', ook gespeld ''Midjanieten'', waren de nakomelingen van Midian, zoon van [[Abraham]] en [[Ketura]]. Ze openbaarden zich als vijanden van [[Israël (volk)|Israël]]. [[Gideon]] bracht hen een vernietigende nederlaag toe.
Een Midianitische vrouw wordt genoemd een ''Midianietin'' (Statenvertaling, Num. 25:6).
Over het land Midian (Midjan), zie het artikel [[Midjan (land)]]<blockquote>''Ge 25:2 En zij baarde hem Zimran, Joksan, Medan, Midian, Jisbak en Suah.'' ''(…)'' ''Ge 25:4 De zonen van Midian waren Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä. Zij allen waren zonen van Ketura.'' (HSV)</blockquote>Over Midian en de Midianieten valt te lezen in o.a. Nu 10:29; Richt. 6-8; 1Kon 11:18; Ps 83:9-11; Jes. 9:4; 10:26; 60:6; Hab 3:07; Hand. 7:29.
Regel 8 ⟶ 10:
Ze vormden een Arabische volksstam. Hun volksgodheid was [[Baäl-Peor]].
Men treft hen het eerst aan in de nabij Egypte gelegen woestijn van Arabië, in steenachtig [[Arabië]], waar zij ten tijde van de priestervorst [[Jethro]] heen- en
Zij verleidden de Israëlieten, die geruime tijd daar vertoefden, tot hun wulpse Peorsdienst, maar werden daarvoor door een verschrikkelijke nederlaag, door de Israëlieten hun toegebracht, getuchtigd. Num. 22:4,7 25:6-18.
Regel 14 ⟶ 16:
Mozes werd opgedragen om oorlog te voeren tegen de Midianieten. De Israëlieten doodden al wat mannelijk was onder de Midianieten, verbrand al hun steden en vestingen, en daarna doodden zij de vrouwen, bij welke gelegenheid Bileam werd ook gedood. Num. 31:1-18.
De
Jesaja herinnert aan de bevrijding in de dagen van Gideon:<blockquote>''Jes 9:4 (9:3) Want het juk van hun last, de stok op hun schouders, en de knuppel van hun slavendrijver hebt U verbroken als [eens] op Midiansdag.'' (HSV)</blockquote>Een meer nauwkeurige opgave van hun woonplaatsen is uit Bijbelse berichten niet op te maken; doch men plaatst hen het waarschijnlijkst tussen het noordelijk gedeelte van de Arabische zeeboezem en [[Gelukkig Arabië]] (thans grotendeels Saoedi-Arabië) tot aan de vlakten van [[Moab]].
Zij stonden vroegtijdig onder de oudsten van hun stam onder vorsten en koningen, waren zeer talrijk, bezeten vele kamelen en hadden door veeteelt en handel een
In het tijdvak na de ballingschap komt de naam der Midianieten nog slechts voor in [[Judith (boek)|Judith]] II: 16 en versmelt vervolgens in de veel omvattende naam van Arabieren.
== Bronnen ==
|