k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 3:
'''De oosterse nacht.''' Zijn bijzondere eigenaardigheid in het Oosten onderscheidt de nacht van die in het Westen,
* door de grote afkoeling van de temperatuur, zoodat de reizigers overdag veel de hitte en 's nachts veel van de koude hebben te verduren, zowel in de vlakten van [[Mesopotamië]] (Gen. 31 : 40) als in de bergstad Jeruzalem (Jer. 36 : 30). Wegens de hevige koude, die bovenal in de heldere maanlichtnachten gevoeld wordt (Ps. 121: 6), draagt men in die streken pelskleren. De sterke afkoeling is echter mede oorzaak van een zeer rijkelijke dauw, die bij het gebrek aan regen alleen de dorre vlakten doet groenen.
* De helderheid van de lucht bewerkt ook 's nachts een grotere klaarheid dan in Nederland, waarin aan de prachtig blauwe hemel de sterren heerlijk schitteren. Een reiziger zegt: de nacht heeft in
'''Tijdelijk.''' De nacht in 't algemeen, deze wisseling van licht en duisternis zal eens ophouden (Openb. 21 : 25; 22: 5); hij is slechts voor de tijd van 'de eerste dingen' in zijn onveranderlijke gelijkheid verordend (Gen. 8: 22), als een weldaad voor alle schepselen.
|