Openbaring 19: verschil tussen versies

1.215 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 288:
== Opb. 19:14. Zijn gevolg ==
Opb 19:14 En de legers die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. (TELOS)
'''De legers die in de hemel zijn'''. VermoedelijkVan scharendie vanzijn engelen.die Zijlegers? vormenHet éénis machtighet leger. van de Heer Jezus:
 
''Opb 19:19 En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem die op het paard zat en tegen <u>zijn leger</u>. (TELOS)''
 
Wie zijn die legers? Verschillende antwoorden zijn hierop te geven: 1. engelen, 2. mensen, 3. mensen en engelen. Voor antwoord 2 pleit:
'''Volgden Hem.'''
 
1. Bekleed-zijn met wit, rein, fijn linnen wordt nergens in de Bijbel van engelen gezegd, wel van de verloste heiligen.
 
''Opb 19:7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; Opb 19:8 en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen.'' (TELOS)
 
2. Als Christus in de wereld verschijnt, wat hier gebeurt, dan zullen wij, de gelovigen, met Hem verschijnen in heerlijkheid.
 
''Col 3:4  Wanneer Christus, uw leven, geopenbaard wordt, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.'' (Telos)
 
3. Een gelovige die Hem onder strijd dient, is een soldaat. Aan Titus schreef Paulus:
 
''2Ti 2:3  Lijd mee verdrukking als een goed soldaat van Christus Jezus.'' (Telos)
 
'''Volgden Hem.''' Want zij zijn van Hem. Ze vormen Zijn leger.
 
''Opb 19:19 En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem die op het paard zat en tegen <u>zijn leger</u>. (TELOS)''
 
''Spr 30:29 Met hun drieën zijn ze <u>goed van tred</u>,- vier zijn er met <u>een goede gang</u>: Spr 30:30 een mannetjesleeuw, de held onder het gedierte,- nooit keert hij om voor het aanschijn van wát ook maar; Spr 30:31 een windhond, strak van lendenen, of een bok,- en <u>een koning vergezeld van zijn manschap!</u> (NaB)''