Openbaring 21: verschil tussen versies

4.383 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
Regel 222:
== Opb. 21:9. Een engel kondigt het tonen van de bruid aan ==
Opb 21:9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam en sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam tonen. (TELOS)
'''Een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden'''. Een van hen had ook het oordeel van de grote Hoer getoond, Joh 17:1.
 
'''Zeven laatste plagen'''. 'Laatste' is een aanwijzing dat deze plagen in tijdsorde nà de zes bazuinen komen.
 
'''De bruid, de vrouw van het Lam tonen'''. Johannes had de stad al uit de hemel zien neerdalen van God.
 
Regel 234 ⟶ 238:
== Opb. 21:11. De heerlijke lichtglans van de stad ==
Opb 21:11 en de heerlijkheid van God had. Haar lichtglans was aan zeer kostbaar gesteente gelijk, als een kristalheldere jaspissteen. (TELOS)
'''Heerlijkheid van God'''. Een zichtbare goddelijke lichtglans had zij<ref name=":1">Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987), commentaar bij Opb. 21:11. </ref>.
 
'''Kristalheldere jaspissteen'''. Zie [[Jaspis]].
 
In Openbaring 4:3 zag Johannes dat Degene die op de Troon zat "was van aanzien een jaspis- en sardiussteen gelijk". In Openbaring 20 word Jaspis gebruikt om te schoonheid van het Nieuw Jeruzalem te schetsen. Het uiterlijk van de stad, die de heerlijkheid van God heeft, is gelijk aan jaspis (vers 11) en zowel haar muren (vers 18) als het eerste fundament (vers 19) van de stad zijn gemaakt van jaspis.
 
Sommigen denken bij dit 'kristalheldere jaspis' dat misschien de diamant is bedoeld<ref name=":1" />. [[John Gill]] wijst op twee bijzondere Jaspissoorten die overeenkomen met een <nowiki>''</nowiki>kristalheldere jaspissteen':
# Aerizusa, die aan lucht gelijk is<ref>''John Gill's Expositor'', commentaar bij Opb. 21:11, verwijst naar Ruaeus de Gemmis, l. 2. c. 1.</ref>;
# Crystallizusa<ref>''John Gill's Expositor'', commentaar bij Opb. 21:11, verwijst naar Dioscorides, l. 5. c. 160.</ref>, die helder is als kristal. Plinius spreekt<ref>''John Gill's Expositor'', commentaar bij Opb. 21:11, verwijst naar Plinius' werk ''Nat. Hist''. l. 37. c. 9.</ref> van een witte 'jasper' 'genaamd 'Astrios', 'die volgens hem bijna kristal is en die gevonden wordt in India, en op de kusten van Pallene<ref>Dat is het schiereiland Kassandra.</ref>.
Regel 244 ⟶ 250:
== Opb. 21:12 ==
Opb 21:12 Zij had een grote en hoge muur, zij had twaalf poorten en aan de poorten twaalf engelen en daarop namen geschreven, welke de namen van de twaalf stammen van de zonen van Israel zijn. (TELOS)
'''Een grote en hoge muur'''. De hoogte en dikte van de muur wordt hierna gegeven. De stad is beschermd, het is er volstrekt veilig. Als poortwachters dienen engelen.
 
'''Twaalf poorten'''. Ook het aardse Jeruzalem in het vrederijk heeft 12 poorten, aan elke zijde drie stuks (Eze. 48:30-34).
 
'''Aan de poorten twaalf engelen'''. Het Griekse woord hier gebruikt kan ‘op’ de poorten of ‘in’ de poorten of ‘bij’ de poorten betekenen<ref name=":1" />.
 
De engelen zijn er als wachters, bewakers, zo schijnt het. Een engel bewaakte de toegang tot de [[hof van Eden]], nadat [[Adam (eerste mens)|Adam]] en [[Eva]] waren weggezonden.
 
'''Daarop namen geschreven'''. Op de poorten, vgl. vers 14. Ook deze naamgeving is in overeenstemming met die van de poorten van het aardse Jeruzalem in Ezech. 48.30-34.
 
''Eze 48:31 En de poorten der stad zullen zijn naar de namen der stammen Israëls; ... (SV)''
 
In het nieuwe aardse Jeruzalem is er een poort van Ruben, een poort van Levi, een poort van Juda enz. (Ezech. 48:31v).
 
== Opb. 21:14 ==
Opb 21:14 En de muur van de stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. (TELOS)
Opvallend is dat de twaalf stammen worden genoemd (vers 12) vóór de namen van de apostelen.
 
'''Fundamenten'''. Lange fundamentstukken. Elk van de apostelen heeft een deel van het gehele fundament gelegd, heeft grondleggende arbeid verricht door de prediking van Christus. Vgl.:
 
''Efe 2:19 Dus bent u geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar u bent medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, Efe 2:20 opgebouwd op <u>het fundament van de apostelen en profeten</u>, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is, Efe 2:21 in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer; Efe 2:22 in Wie ook u mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in de Geest. (TELOS)''
 
== Opb. 21:15. Meetrietstok. ==
Regel 256 ⟶ 282:
== Opb. 21:17 ==
Opb 21:17 En hij mat haar muur: honderdvierenveertig el, een maat van een mens, dat is van een engel. (TELOS)
'''Mat haar muur'''. Dat is wellicht niet de hoogte - de hoogte van de stad is ca. 2220 km, zie het vorige vers - maar haar dikte. Het is echter niet ''duidelijk'' of de maat geldt van de hoogte of de dikte van de muur<ref>Zo Ludwig Albrecht, ''Das Neue Testament und Die Psalmen (1920).'' De Kanttekenaren van de Statenvertaling en de aantekening in de Leidse Vertaling nemen de maat voor de hoogte van de muur.</ref>. Twee redenen die pleiten voor de uitleg 'dikte': (1) de hoogte van de stad is gelijk aan haar breedte en haar lengte (vers 16); (2) de lichtglans van de ''stad'' was als van een kristalheldere jaspissen (vers 11) terwijl de bouwstof van haar ''muur'' jaspis is. Een muur van jaspis, zo hoog als de stad, geeft de stad de gelijkenis van een jaspissen.
'''Mat haar muur'''. Dat is wellicht niet de hoogte - de hoogte van de stad is ca. 2220 km, zie vers 16 - maar haar dikte.
 
'''Hondervierenveertig el'''. 144 = 12 x 12, wellicht naar het getal der twaalf geslachten van Israël en der twaalf apostelen van het Lam<ref>Vgl. het commentaar van de Kanttekenaren van de Statenvertaling. Het commentaar in de Groot Nieuws Bijbel neemt 144 als 12 x 12, maar vat het getal symbolisch op. De aantekening in de Leidse Vertaling neemt het letterlijk: “De maat waarmede de engel mat was dezelfde waarmee de menschen meten; het is dus letterlijk bedoeld: de muur was ''honderd vier en veertig el,'' dat is ongeveer tachtig meter, hoog.”</ref>.
'''Hondervierenveertig el'''. 144 = 12 x 12 x 100. De Israëlitische knechten van God waren 144.000 in getal. De [[El (lengtemaat)|el]] is ongeveer een halve meter. 144 el is derhalve ongeveer 72 meter.
 
De [[El (lengtemaat)|el]] is ongeveer een halve meter. 144 el is derhalve ongeveer 72 meter. Op basis van de Babylonische el (=52,5 cm) is de muur 144x52,5cm = 7560 cm, gedeeld door 100 cm = 75,6 meter.
 
'''Een maat van een mens, dat is van een engel'''. De engel rekent hier naar de gewone menselijke maat<ref>Ludwig Albrecht, ''Das Neue Testament und Die Psalmen'' (1920), aantekening bij Opb. 21:17.</ref>. De maat waarmee de engel mat was dezelfde als waarmee de mensen meten<ref>''Aantekeningen bij de Leidse Vertaling''.</ref>.
 
== Opb. 21:18 ==
Opb 21:18 En de bouwstof van haar muur was jaspis; en de stad was zuiver goud, aan zuiver glas gelijk. (TELOS)
'''Jaspis'''. Zie artikel [[Jaspis]]. Vergelijk: <blockquote>''Opb 21:11 en de heerlijkheid van God had. Haar lichtglans was aan zeer kostbaar gesteente gelijk, als een kristalheldere jaspissteen. (TELOS)''</blockquote>'''GoudZuiver goud, aan zuiver glas gelijk'''. Goud is ook haar straat.
 
''Opb 21:21 ... En de straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas. (TELOS)''
 
Goud is niet doorschijnend, maar hier wel. Opnieuw vinden wij een vereniging van iets ondoorzichtigs, goud, en iets doorzichtigs, glas. Een dergelijk combinatie schijn ook in vers 11 voor te komen, gezegd van dezelfde stad: 'kristalheldere jaspissteen'.
 
== Opb. 21:19 ==
Opb 21:19 De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd, (TELOS)
[[Bestand:Corundum-188152.jpg|miniatuur|Saffier]]
'''Jaspis'''. Zie [[Jaspis]].