k
→14
k (→15) |
k (→14) |
||
Regel 87:
== 14 ==
'''Die hun lange kleren wassen'''. "Hun lange kleren" ziet op hun hele verschijning van kop tot teen, fig. hun hele wandel, hun gedrag. Zie [[Openbaring van Johannes/Onderwerpen#Kleren]].Reiniging geschiedt door toepassing van het bloed van het Lam. <blockquote>''Opb 7:13 En een van de oudsten antwoordde en zei tot mij: Dezen die bekleed zijn met lange witte kleren, wie zijn zij en vanwaar zijn zij gekomen? Opb 7:14 En ik zei tot hem: Mijn heer, u weet het. En hij zei tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange kleren gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam.''</blockquote>De gelovigen moeten zelf hun kleren wassen: ze moeten hun vlekken inzien (erkennen, belijden) en het bloed van het Lam toepassen, dat is aannemen, geloven, dat het bloed van Jezus reinigt van deze hun zondevlekken.
Regel 107:
== 16 ==
'''Heb mijn engel gezonden'''. Jezus is de gebieder der engelen,
'''De blinkende morgenster'''. De [[morgenster]] kondigt de opgaande [[zon]], de komst van een nieuwe dag aan. De Heer is beide de Morgenster en de opgaande Zon der gerechtigheid. Voor de gemeenten verschijnt hij als de morgenster. Daarna verschijnt Hij met hen als de Zon der gerechtigheid.<blockquote>''Mal 4:2 Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal. (HSV)''</blockquote>Eerder in het boek Openbaring wordt de Heer Jezus vergeleken met een licht, te weten een lamp voor het nieuwe Jeruzalem.<blockquote>''Opb 21:23 En de stad heeft de zon of de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar en haar lamp is het Lam.'' (Telos)</blockquote>
== 17 ==
'''De Geest'''. Dat is de Heilige Geest. Hij is een Persoon, zoals ook hier blijkt: Hij spreekt. En Hij wordt onderscheiden van de Zoon van God.
'''De bruid'''. Dat is de vrouw van het Lam (→ [[Bruid, bruidegom]])
'''Zeggen.''' Beide de Geest en de bruid zeggen: Kom! Zij zeggen het elk van harte.
'''Kom!''' Zie vs. 20.
'''En laat hij die het hoort, zeggen: Kom!''' Een aanmoediging om deel te nemen aan de oproep.
'''Dorst'''. Een geestelijke dorst.
'''Het levenswater'''. Vergelijk: <blockquote>''Joh 4:10 Jezus antwoordde en zei tot haar: Als u de gave van God kende en Wie Hij is die tot u zegt: Geef Mij te drinken, dan zou u aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven. Joh 4:11 De vrouw zei tot Hem: Heer, U hebt geen putemmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan? (...) Joh 4:13 Jezus antwoordde en zei tot haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst hebben; Joh 4:14 maar ieder die drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst hebben; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een bron van water dat springt tot in het eeuwige leven. Joh 4:15 De vrouw zei tot Hem: Heer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst heb en ik niet meer hier kom om te putten. (TELOS)''</blockquote>▼
== 18 ==
<onlyinclude><sup>18</sup> Ik betuig aan een ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; </onlyinclude>(Telos)
'''Ik.''' Waarschijnlijk de Heer Jezus, vgl. verzen 16 en 20<ref>''John Gill's Expositor.''</ref>. In vers 8 specificeert de schrijver: "ik, Johannes". Een andere mening<ref>Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987). </ref> houdt echter de 'ik' voor de schrijver, Johannes.
== 20 ==
<onlyinclude><sup>20</sup> Hij die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig! Amen, kom, Heer Jezus! </onlyinclude>(Telos)
'''Hij.''' D.i. de Heer Jezus.
'''Kom, Heer Jezus!''' Zie vs. 17.
▲''Joh 4:10 Jezus antwoordde en zei tot haar: Als u de gave van God kende en Wie Hij is die tot u zegt: Geef Mij te drinken, dan zou u aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven. Joh 4:11 De vrouw zei tot Hem: Heer, U hebt geen putemmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan? (...) Joh 4:13 Jezus antwoordde en zei tot haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst hebben; Joh 4:14 maar ieder die drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst hebben; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een bron van water dat springt tot in het eeuwige leven. Joh 4:15 De vrouw zei tot Hem: Heer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst heb en ik niet meer hier kom om te putten. (TELOS)''
== Varia ==
|