Ouderling: verschil tussen versies

3.368 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
Regel 342:
Van een andere aanstellingsprocedure of van verkiezing door de gemeente lezen we niets in het Nieuwe Testament.
 
'''<nowiki/>'Geen verkiezing en aanstelling,; alleen erkenning'.''' Sommigen wijzen verkiezing en aanstelling door de gemeente af<ref name=":1">Zo [[Jaap Fijnvandraat]], ''[http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=394 de Gemeente (6): Oudsten].'' </ref>. Argumenten voor dit standpunt:
 
'''<nowiki/>'''
# Kiezen of aanstellen van oudsten door de plaatselijke leden gemeente komt nergens in het Nieuwe Testament voor.
# Het aanstellen van oudsten door de apostelen of hun afgevaardigden schijnt, gezien de gegevens van het Nieuwe Testament, alleen te zijn gebeurd in de heidenwereld, niet in het land van Israël.
# Oudsten nemen in de gemeente een positie van gezag in. Gezag moet niet van onderaf (de gemeente) komen, maar van bovenaf. De gemeente kan niet zelf haar eigen gezagsdragers kiezen of aanstellen<ref name=":0" />, ze is daartoe niet bevoegd, anders had Paulus aan Titus niet de opdracht hoeven geven om in elke stad oudsten aan te stellen (Tit. 1:5). Een onderwijzer wordt niet door kinderen aangesteld, maar door het gemeentebestuur of door het schoolbestuur<ref name=":0" />. Een politieagent is eveneens een gezagsdrager, maar hij heeft geen gezag doordat burgers hem kiezen of aanstellen, maar doordat hij door een bevoegde overheidsinstelling daartoe is aangesteld<ref name=":0" />. Een onderwijzer en een politieagent moeten vóór hun aanstelling voldoen aan bepaalde eisen. Ze ontvangen gezag van bovenaf, niet van burgers of kinderen. De apostelen hadden hun gezag van bovenaf gekregen: ze waren door God geroepen. Er bestaat thans geen christengemeentelijke instelling welke gezag kan overdragen op oudsten.
Als er geen apostelen meer zijn, de verkiezing en aanstelling door de gemeente wordt afgewezen, doch de noodzaak van oudsten erkend wordt, dan rest de gemeente niets anders dan, geleid door de Geest, de oudere broeders, die moreel gezag hebben, te erkennen. Erkenning vereist herkenning: om een broeder als oudste te erkennen, moet men in hem, op grond van het Bijbelse profiel, eerst herkennen. <blockquote>''1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te <u>erkennen</u> die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)''</blockquote>'''<nowiki/>'Verkiezing en aanstelling onder leiding van de Geest''''. Een tegengesteld standpunt is dat de Geest middellijkerwijs ook oudsten aanstelt. De Geest stelde ten tijde van de apostelen en hun medewerkers oudsten middellijkerwijs aan tot opzieners. Het is in de tegenwoordige tijd mogelijk dat een gemeentestichter, een door God gezonden werker, naar het voorbeeld van de apostelen, Timotheüs en Titus, enige tijd na het ontstaan van een gemeente enkele broeders de taak van oudsten opdraagt.
'''<nowiki/>'''<blockquote>''1Th 5:12 Wij nu vragen u, broeders, hen te <u>erkennen</u> die onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer en u terechtwijzen, 1Th 5:13 en hen zeer hoog te achten in liefde om hun werk. Houdt vrede onder elkaar. (TELOS)''</blockquote>In sommige kringen<ref>Dit komt vanouds veel voor in de beweging van de [[Vergadering van Gelovigen]].</ref> worden weliswaar erkend dat sommige broeders, hoewel niet tot oudsten benoemd, het werk van oudsten doen, maar deze worden niet als zodanig openlijk erkend of als 'oudsten' genoemd. In de onderlinge omgang van de gelovigen worden zulke broeders wel geacht en genieten ze moreel gezag, maar het woord 'oudste' of 'ouderling' wordt niet gebruikt. Zulke oudere broeders functioneren als oudsten.
 
Tegen dit laatste standpunt, dat onduidelijk en onbesproken laat wie oudsten zijn, is ingebracht dat het destijds in Efeze wel duidelijk was wie oudsten waren. Daarom kon Paulus hen tot zich roepen. In gemeenten waar dat niet duidelijk is, zal men eerst moeten uitmaken wie oudsten zijn.<ref name=":1" /> Als weerwoord kan men stellen dat er altijd wel broeders zijn die die aan het verzoek van Paulus zouden beantwoorden, hetzij uit verantwoordelijkheidsgevoel hetzij daartoe door anderen meegevraagd of aangemoedigd. Zulk een gemeente zal niet nalaten een vertegenwoordiging te zenden, zonder eerst uit te hoeven maken wie nu wel of wie niet oudsten zijn.
 
Een tweede bezwaar tegen het standpunt, dat onduidelijk en onbesproken laat wie oudsten zijn, is dat woorden als ".''.. als iemand streeft naar het opzienerschap, begeert hij een goed werk. De opziener dan moet onberispelijk zijn, ...'' " (1 Tim. 3:1-2) en "''De oudsten onder u vermaan ik dus, de medeoudste ... u jongeren, <u>weest aan de oudsten onderdanig</u>."'' (1 Petr 5:1, 5) dan niet goed werken. Als weerwoord kan men stellen er broeders zijn die er op grond van 1 Tim. 3:1-2 naar mogen streven het werk van oudsten te doen. Aan hen die zulk werk doen, is onderdanigheid betamelijk.
 
'''<nowiki/>'Verkiezing en aanstelling onder leiding van de Geest''''. Een tegengesteld standpunt is dat de Geest middellijkerwijs ook oudsten aanstelt. De Geest stelde ten tijde van de apostelen en hun medewerkers oudsten middellijkerwijs aan tot opzieners.
 
Het is in de tegenwoordige tijd mogelijk dat een gemeentestichter, een door God gezonden werker, naar het voorbeeld van de apostelen, Timotheüs en Titus, enige tijd na het ontstaan van een gemeente enkele broeders de taak van oudsten opdraagt.
'''<nowiki/>'''
 
Vergelijk de verkiezing van [[apostelen]]. De bekende twaalf apostelen waren direct door de Heer gekozen. Helaas viel [[Judas Iskariot]] af. Voor hem in de plaats kwam Matthias, die door de Heer aangewezen door middel van het lot door Hem bestuurd (Hand. 1:26). Matthias was middellijkerwijs gekozen. Paulus was direct geroepen. Ook anderen werd de roeping van Paulus duidelijk. [[Barnabas]] was een apostel, geroepen door de Heilige Geest, waarschijnlijk door middel van mensen (profeten).
 
Vergelijk de verkiezing van diakenen. In Hand. 6:1v worden er zeven gekozen door de discipelen. De apostelen zeggen de menigte van discipelen een keuze te maken. Vooraf weten de leerlingen waaraan de diakenen moeten voldoen.
 
Een bijzonder standpunt is, dat, als er nog geen oudsten zijn, men zou kunnen beginnen met over die broeders waarvan het onomstreden is dat ze in doen en laten oudsten zijn, als 'oudsten' te spreken, dan tekent zich een beginnende kring van oudsten wel af en vervolgens kan zij de gemeente voorstellen het werk van oudsten te gaan doen. Stemt de gemeente toe, dan zijn zij vanaf dat moment openlijk erkende oudsten.<ref>Vergelijk Jaap Fijnvandraat, ''[http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=394 de Gemeente (6): Oudsten].''</ref> En als er reeds oudsten zijn, wijzen deze de volgende oudsten aan. Iemand verwoordde de procedure aldus<ref name=":1" />: "Een verantwoorde werkwijze is dan de volgende: zien de oudsten dat er broeders geestelijk groeien en zich zo ontwikkeld hebben dat ze de kwaliteiten van een oudste vertonen en ook oudste willen zijn, dan stellen zij hun bevinding aan 'de gemeente' voor en vragen of er bezwaren zijn om deze broeder in de kring van oudsten op te nemen. Zijn er geen bezwaren dan wordt hij als oudste erkend. Als men hierbij handelt in afhankelijkheid van de Heer kan men zeggen dat zo'n oudste door de Geest is aangesteld. De Geest heeft duidelijk gemaakt dat zo iemand een oudste is.” Dit standpunt laat oudsten zich organisch ontpoppen, waarna de gemeente tot uitdrukkelijke erkenning komt.
 
[[Rooms-Katholieke Kerk|'''Rooms-Katholieke Kerk''']]. Deze kerk beweert dat het gezag van de paus is ontleend aan dat van de apostelen. Hun gezag is op de pausen overgegaan (de zogenaamde apostolische opvolging). Hiertegen kan men inbrengen dat er geen Schriftuurlijke grond voor is. Bovendien zijn er tijden zonder paus of met meerdere pausen tegelijkertijd. Wie had dan gezag?
Regel 359 ⟶ 373:
 
In de beweging van de [[Vergadering van Gelovigen]] komen drie standpunten voor:
# Er zijn geen (formeel aangestelde) oudsten meer, omdat de apostelen en hun afgevaardigden, die oudsten aanstelden, niet meer bestaan. Wel zijn er broeders die het werk van een oudste doen.
# Er zijn wel oudsten, ze worden als zodanig herkend en erkend, niet aangesteld.
# Oudsten mogen door de gemeente herkend, erkend en aangesteld worden.
 
== Onze houding tegenover ouderlingen ==
Regel 369 ⟶ 383:
* Aan hun werk (zie boven)
* En aan hun deugdzaamheid, (zie boven)
Voor deze dingen hebben wij oog te hebben, opdat wij hen erkennen. Er is een Bijbelse profielschets waarmee we mogelijke oudsten, die daaraan beantwoorden, kunnen herkennen.
 
=== Erkennen ===
Regel 392 ⟶ 406:
* Ten behoeve van ons: de oudsten waken over onze zielen. Als zij ons op een gevaar wijzen en van iets afmanen, is dat voor onze bestwil. Voor ons het ook beter wanneer oudsten hun werk met vreugde en niet zuchtend doen.
* Ten behoeve van henzelf: opdat zij hun arbeid met vreugde en niet zuchtend doen
<blockquote>''1Pe 5:1 De oudsten onder u vermaan ik dus, de medeoudste en getuige van het lijden van Christus en ook de deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden; 1Pe 5:2 hoedt de kudde van God die bij u is en houdt toezicht, niet gedwongen maar vrijwillig, in overeenstemming met God, ook niet om schandelijke winst, maar bereidwillig; 1Pe 5:3 ook niet als heersers over de erfgoederen, maar als zij die voorbeelden voor de kudde worden. 1Pe 5:4 En wanneer de overste herder is verschenen, zult u de onverwelkelijke kroon van de heerlijkheid ontvangen. 1Pe 5:5 Evenzo u jongeren, <u>weest aan de oudsten onderdanig</u>. En weest allen tegenover elkaar met nederigheid omgord; want ‘God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade’. 1Pe 5:6 Vernedert u dus onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoogt op zijn tijd,'' (TELOS)</blockquote>De jongeren moeten aan de oudsten onderdanig zijn (1 Petr. 5:5). Het tegendeel is rebels, opstandig, weerspannig, ongehoorzaam zijn. Allen, jongeren en oudsten, hebben tegenover elkaar nederig te zijn.
 
De jongeren moeten aan de oudsten onderdanig zijn (1 Petr. 5:5). Het tegendeel is rebels, opstandig, weerspannig, ongehoorzaam zijn. Allen, jongeren en oudsten, hebben tegenover elkaar nederig te zijn.
 
Onderdanigheid past ons jegens iedere gelovige die zich ten dienste van de heiligen heeft gesteld en ten behoeve van hen arbeidt.