Plaatsbekleding: verschil tussen versies

713 bytes toegevoegd ,  10 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 13:
“Plaatsvervangend lijden” en “plaatsbekledend lijden”, beide toegepast op Christus, zijn synonieme uitdrukkingen. Het lijden van Christus was een plaatsbekledend lijden, daar hij in onze plaats de smartelijke straf onderging die wij om onze ongerechtigheid hadden verdiend.
 
<blockquote>''Jes 53:4 Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. ''Jes 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. ''Jes 53:6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. ''(SV)</blockquote>
 
De plaatsvervanging door Christus gaat zover ten behoeve van ons, dat er sprake schijnt van '''plaatsverwisseling'''. Hij in onze plaats de straf, wij de vrede; Hij in onze plaats de striemen, wij het heil. Hij in onze plaats de zonde, wij de gerechtigheid.
Regel 20:
 
Om een voorbeeld uit het bedrijfsleven te nemen: Jezus neemt onze failliete boedel over, om het faillissement af te handelen en ons weer een nieuwe start te bezorgen<ref>Het voorbeeld is van Hans Burger, ''Een andere kijk op verzoening'', recensie in het Nederlands Dagblad, 5 maart 2010.</ref>. Hij betaalt onze schuld aan de Schuldeiser.
 
Als iemand zich aanbiedt voor een schuldige de straf te lijden, gelijk Christus deed, dan wordt zo iemand daardoor toch zelf niet schuldig. Zo kon Christus zich onmogelijk van God verworpen en gehaat achten. Integendeel, Hij moet altijd het bewuststzijn hebben gehad, dat Hij, ook als mens, de beminde Gods was. Juist dat verzoenend lijden maakte zijn menselijke natuur, zo mogelijk, nog aangenamer aan God dan zij reeds was en moet aan Christus het bewustzijn gegeven hebben van een hoogst edele daad.<ref>Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 283. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 19 juli 2023.</ref>
 
In het Oude en Nieuwe Testament komen verscheidene '''gevallen''' van plaatsbekleding en plaatsvervanging voor. Om te beginnen, '''[[Juda (zoon van Jacob)|Juda]]''' verklaart zich tegenover de onderkoning van Egypte ([[Jozef (zoon van Jakob)|Jozef]]) bereid om de plaats van zijn jongste broer Benjamin in te nemen, die de onderkoning dreigde vast te houden.