Prehistorie van Nederland: verschil tussen versies

kleine aanvulling
(verbetering leesbaarheid tekst)
(kleine aanvulling)
Regel 6:
 
== 2659 - 1856 v. Chr. ==
'''Klimaatverandering.''' Omstreeks omstreeks 2659 voor Christus kwam in Europa (cqc.q. Nederland) een einde aan een langdurige koudeperiode en begon het Holoceen. De koudeperiode begon (ca 3400 v.Chr.) toen de Alpiene gebergten in een ver gevorderd stadium van ontwikkeling geraakten. Waardoor aan deze periode ca 2659 v.Chr. een eind kwam is niet helemaal duidelijk. Bij de geboorte van [[Peleg]] (1 Kron. 1:19) stroomde waarschijnlijk zoveel continentaal water weg naar de Atlantische Oceaan via het Baltisch ijsmeer en de noordelijke helft van de tegenwoordige Noordzee en naar de Middellandse Zee, dat daardoor vooral in het noorden het klimaat veranderde van koud naar iets milder. Tegelijk ontstond er tussen de Kaspische Zee en de Zwarte Zee een landbrug naar het noorden. Waar water was, kwam land. Het Baltisch ijsmeer (de Oostzee) noemt men na deze gebeurtenis de Yoldia-zee. Het nieuwe, wat mildere klimaat wordt aangeduid als het ''preboreaal'' met een juli-gemiddelde van ongeveer 10 graden Celcius. De kaart van Europa ging meer en meer lijken op de tegenwoordige kaart.
{{Geologische tijdschaal}}
Volgens de gangbare opvattingen over deze klimaatverandering eindigde de laatste ijstijd ongeveer 10.000 jaar geleden vrij plotseling en begon het tijdvak van het holoceen.
 
'''Verandering van landschap.''' Terwijl in het Nabije Oosten de prehistorie tot het verleden behoorde en de vroegdynastieke periode begon (vroegbrons I), was Nederland na de 'ijstijd' onbewoond gebied (De Leien-Wartenacomplex). De verbinding met Engeland brokkelde af. Het zeewaterniveau steeg. Westelijk van de tegenwoordige kustlijn vormden zich strandwallen. Daarachter (wat nu het westelijk deel van Nederland is) ontwikkelde zich een uitgestrekt moerasgebied. Het basisveen ging zich vormen.
 
'''Eerste bewoners.''' Na verloop van tijd verschenen de eerste voedselvergaarders in de vorm van kleine groepjes schelpenzoekende, c.q. vissende lieden. Zij waren de dragers van de Maglemosecultuur (genoemd naar de vindplaats Maglemose in Denemarken). Het waren blijkbaar weer de jagers en voedselvergaarders die als eersten terrein verkenden. Hun bestaan had een enigszins nomadisch karakter. Hun cultuur was aangepast aan waterrijke gebieden, zoals de kusten van Noord-Europa en rivierdelta's en had laat-mesolithische kenmerken.