Psalmen (boek)/Samenvattingen: verschil tussen versies

k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 248:
Ps. 120. Een eerste van vijftien liederen "der opgangen". De psalmist, die als vreemdeling vreedzaam buiten Israël woont bij degenen die de vrede haten, bidt om gered te worden zijn leugenachtige vijanden.
 
Ps. 121. Een lied der opgangen. [[Jahweh]] is onze bewaarder.
 
Ps. 122. Een lied der opgangen. Omwille van het huis van Jahweh wenst David wenst Jeruzalem vrede en welvaart toe en wil hij het goede voor de stad zoeken.
Regel 254:
Ps. 123. Een lied der opgangen. De psalmist en zijn volks- of medegenoten zien op naar God in de hemel, totdat Hij hen genadig is. Want zij zijn de verachting en spot uit hun omgeving zat.
 
Ps. 124. Een lied der opgangen. [[David]] wekt Israël op om God te loven, die Israël heeft bewaard voor de mensen die zich tegen hem verhieven en hem als een roofdier, als een woeste rivier dreigden de overweldigen.
 
Ps. 125. Een lied der opgangen, dat de blijdschap over de verlossing uit de gevangenschap uitdrukt, met het verlangen dat God de verlossing volbrengt.
 
Ps. 126. Een lied der opgangen, van [[Salomo]]. Onontbeerlijk is de hulp van [[Jahweh]] bij het bouwen en bewaren van stad en huis. [[Kind|Kinderen]] zijn een erfdeel, zonen een weermacht.
 
== Voetnoot ==