Simson: verschil tussen versies

9 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
Regel 13:
[[Bestand:Richteren-Access Foundation.jpg|centre|thumb|1331x1331px|''Kaart: Het land van Simson, het stamgebied van Dan, grensde aan het land van de Filistijnen met hun steden Ashdod, Ashkelon, Ekron, Gaza en Gath.<br> Simson kwam uit Zora. De Geest van Jhwh begon Simson aan te drijven in het leger van Dan (Machane-dan) tussen Zora en Estaol, Richt. 13:25.<br> Simson huwde met een Filistijnse vrouw uit Timna (Thimnath), Richt. 14:2. Simson sloeg 30 mannen uit Ashkelon en nam hun wisselklederen, Richt. 14:19. <br> In Gaza ging Simson in tot een hoer, Richt. 16:1 en droeg daarna de deuren van de stadspoort weg naar een berg die vanaf Hebron te zien was (Richt. 16:3).<br> In die Filistijnse stad werd hij gevangen gezet (Richt. 16:21) en deed hij de tempel van de filistijnse god Dagon instorten, waarbij hij ook zelf omkwam. <br> Simson werd tussen Zora en Estaol begraven, in het graf van zijn vader Manoah.'' ]]
[[Bestand:Simson verscheurt leeuw.jpg|thumb|432x432px|Simson verscheurt een leeuw.]]
Simson trof in Timna een Filistijnse vrouw aan met wie hij wilde trouwen. Toen hij met zijn ouders bij Timna kwam, kwam een jonge leeuw hem brullend tegemoet. Simson doodde de leeuw. Simson huwde - tegen de wens van zijn ouders - metwilde de ''Filistijnse'' vrouwtrouwen. Zijn huwelijk was in zoverre "van de Heer" (Richt, 14:4) dat het in de wegen van God een gelegenheid werd tegen de Filistijnen.
 
Toen hij met zijn ouders bij Timna kwam, kwam een jonge leeuw hem brullend tegemoet. Simson doodde de leeuw. Het karkas van de leeuw, waarin een bijenzwerm was getrokken en honing werd gemaakt, leidde hem tot een raadsel voor dertig hem toegewezen bruiloftsmetgezellen, en dit raadsel tot het doden van die dertig Filistijnseandere mannen van de Filistijnse stad Ashkelon, Richt. 14:19.
 
Toen zijn Filistijnse vrouw aan een andere man gegeven werd, verbrandde Simson uit wraak hun koren, hun wijngaarden, en hun olijven, en sloeg de Filistijnen met 'een grote slachting.'
 
Toen de Filistijnen zich verzamelden om Simson te arresteren, wilden de mannen van Juda hem niet verdedigen, maar schikten zich in hun staat van slavernij. Ze zeiden: "Weet u niet, dat de Filistijnen over ons heersen?”. Drieduizend van Juda bonden Simson en leverden hem over aan de Filistijnen. Zo werd Simson, in Gods ondoorgrondelijke wegen, gescheiden van zijn eigen volk.