Stammen van Israël: verschil tussen versies

1 byte verwijderd ,  8 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 156:
Zes stammen waren voortgekomen uit Lea, drie uit Rachel, twee uit Rachels slavin Bilha en twee uit Lea’s slavin Zilpa. Jozef werd tot twee stammen: Efraïm en Manasse.
 
Bij de eerste '''telling''' (Num. 1), in de woestijn van Sinaï bleken er 603.550 strijdbare mannen van 20 jaren en ouder te zijn (Num. 1:46), de mannen van Levi niet meegeteld. Juda was de grootste stam, althans gerekend naar het aantal volwassenen mannen. Levi was de kleinste stam, maar had de belangrijkste taak: de zorg voor het heiligdom en de priesterdienst. De tweede telling van de strijdbare mannen, aan het eind van de woestijnreis, in velden van Moab, kwam op 601.730 (Num. 26:51). Het land Kanaän moest worden verdeeld en uitgedeeld aan de stammen van Israël overeenkomstig hun omvang. Grote stammen moesten meer land als erfenis krijgen (Num. 26:54, 62).
 
De stam '''[[Levi]]''' werd bij de tellingen afzonderlijk opgenomen; daarvan werden ook kinderen geteld: allen die mannelijk waren van 1 maand oud en daarboven waren bij de eerste telling 22.000 in getal (Num. 3:39). Bij de tweede telling kwam het getal op 23.000. "Deze werden niet geteld onder de kinderen Israëls, omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israëls" (Num. 26:62).