Vaars: verschil tussen versies

204 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 57:
Tot herstel van de ziel was het vóór alles nodig, dat het oog van het geloof het bloed zag, dat geofferd was voor de verzoening, en dat de zondaar voorgegaan was op de plaats, waar hij God kon ontmoeten. Er is voor de mens geen ontmoeting met God mogelijk zonder het bloed; hetzij op het dankofferaltaar, Lev. 4: 25, 34, of voor de tent der samenkomst, Num. 19:4, of op het gouden altaar, Lev. 4: 7, 18, of voor het voorhangsel, Lev. 4:6, 17, of voor of op het verzoendeksel, Lev. 16 : 14, 15. Zonder die eerste handeling van besprenging was er geen herstel mogelijk. Indien wij, na gezondigd te hebben, niet weten, dat Jezus Christus, de rechtvaardige, voor Gods aangezicht is als het zoenoffer voor onze zonden, dan blijven wij veraf staan, in plaats van tot Hem te naderen. Onze onwetendheid doet ons geloven, dat wij, door te zondigen, een zaak verloren hebben, die nooit kan verloren gaan, namelijk onze betrekking tot God, en wij laten die betrekking afhangen van ons gedrag, terwijl het onze gemeenschap is, die er van afhangt. Het gevolg van deze onwetendheid is niet herstel, maar wanhoop. Een ware reiniging in onze wandel zal altijd gegrond zijn op de volle verzekerdheid, die het bloed van Christus, onder Gods oog geplaatst, aan onze zielen geeft, en waarop onze blikken rusten, daar het God geheel voldoet.
 
Het gehele lichaam van de geslachte vaars werd buiten de legerplaats verbrand.
Het gehele lichaam van de geslachte vaars werd buiten de legerplaats verbrand. Hetzelfde gebeure, zoals wij in Lev. 4 zien, met het offer voor de zonde van de hogepriester of het volk, en in Lev. 16 met het offer voor de grote verzoendag; want er was gezegd: "Geen zondoffer, waarvan het bloed in de tent der samenkomst zal gebracht worden, om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden; het zal in het vuur verbrand worden." (Lev. 6: 30.) Het verbranden van het slachtoffer buiten de legerplaats wees op de heiligheid van God, die de zonde, zelfs door Christus gedragen, uit zijn tegenwoordigheid moest bannen. Hoe streng was dus zijn oordeel, daar het slachtoffer voor onze zonden er door verteerd werd! Maar het verbranden van de vaars tot as toonde tevens duidelijk aan, dat de zonde de zondaar niet werd toegerekend, en dat deze grote zaak geheel en al tussen Christus en God geregeld was.
[[Bestand:The Phillip Medhurst Picture Torah 557. Purification by the red heifer. Numbers cap 19 vv 1-10. Caspar Luyken.jpg|geen|miniatuur|1200x1200px|Verbranding van de rode vaars buiten legerplaats.]]
Het gehele lichaam van de geslachte vaars werd buiten de legerplaats verbrand. Hetzelfde gebeuregebeurde, zoals wij in Lev. 4 zien, met het offer voor de zonde van de hogepriester of het volk, en in Lev. 16 met het offer voor de grote verzoendag; want er was gezegd: "Geen zondoffer, waarvan het bloed in de tent der samenkomst zal gebracht worden, om in het heiligdom te verzoenen, zal gegeten worden; het zal in het vuur verbrand worden." (Lev. 6: 30.) Het verbranden van het slachtoffer buiten de legerplaats wees op de heiligheid van God, die de zonde, zelfs door Christus gedragen, uit zijn tegenwoordigheid moest bannen. Hoe streng was dus zijn oordeel, daar het slachtoffer voor onze zonden er door verteerd werd! Maar het verbranden van de vaars tot as toonde tevens duidelijk aan, dat de zonde de zondaar niet werd toegerekend, en dat deze grote zaak geheel en al tussen Christus en God geregeld was.
 
Er werden drie zaken met het slachtoffer in het vuur geworpen, om verteerd te worden, Num. 19 : 6: