Zacharia (boek)/Hoofdstuk 12: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Zach. 12:10 == Zac 12:10 Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der g...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
== Zach. 12:10 ==
Zac 12:10 Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als [met] de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. (SV)
'''Ik, Mij ... Hem.''' Ik, Mij = God. Hem = de Messias, de Zoon van God, die het Beeld van God is. Vergelijk dat onderscheid in Zach. 9:10
 
''Zac 9:10  En <u>Ik</u> zal de wagens uit Efraïm uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en <u>Hij</u> zal den heidenen vrede spreken; en <u>Zijn</u> heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.'' (SV)
 
'''Rouwklagen ... kermen'''. De volk weende toen ten tijde van Ezra en Nehemia de wet van Mozes werd voorgelezen en de uit de ballingschap teruggekeerden verstonden wat geschreven stond en beseften hoezeer Israël gezondigd had.