Zalving: verschil tussen versies

2.911 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
Het aanbrengen is inwrijven (balsem, zalf) of begieten (olie).
[[Bestand:Davidanointed.jpg|miniatuur|''Samuël zalft David tot koning'']]
 
== Hebreeuwse woorden ==
Voor zalving zijn in het Oude Testament verschillende Hebreeuwse woorden, waarvan een aantal slechts één keer voorkomt, zoals:
# In Ps 23:5, "''Gij zalft mijn hoofd met olie''". Het Hebr. ''dashen'' betekent vet maken, waarbij de olie overvloedig gebruikt wordt.
Regel 10 ⟶ 12:
# Hebr. ''soek'', zoals αλειφω in het N.T., wat betekent 'het lichaam zalven na het wassen, wordt veel gebezigt voor het oosters gebruik van de zalving van het lichaam, of delen ervan, voor gerief, uiterlijk, vriendelijkheid, genezing, of begravenis. Voor de gewone opmaak, vgl. Ruth 3:3, 2Sa 12:20, 2 Kron. 28:15, Mt 6:17. Dit te verwaarlozen was een teken van rouw, 2Sa 14:2, Dan. 10:3. Als een daad van hoffelijkheid, vgl. Lu 7:46, Joh 12:3. De zieken werden ook gezalfd, Marc. 6:13, Jac. 5:14; ook het dode lichaam, Marc. 14:8; 16:1. Een van de straffen van Israël was dat de olijven geen olie opleverden voor de zalving. Zie Deut. 28:40, Mic. 6:15.
# Hebr. ''mashach'', Grieks χριω, 'uitstrijken, zalven' voor een ambt enz. ''Koningen'' werden gezalfd: Saul, David, Salomo, Joas, Jehu, en Hazaël zijn voorbeelden. De zalving van een koning was een teken van zijn verkiezing. ''Profeten'' werden gezalfd, want in Ps. 105:15 moet gelezen worden 'gezalfden'; vgl. 1 Kon. 19:16. Speciale olie gemaakt volgens Gods richtlijnen werd gebruikt voor de zalving van de priesters, Ex. 30:30; 40:13. Met dezelfde olie werden de tabernakel en zijn vaten gezalfd, Ex. 40:9,10. Het spijsoffer was gezalfd met olie, Lev. 2:1,4, symbool van de zuivere mensheid van de Heer Jezus en van zijn verzegeling met de Heilige Geest. De gereinigde melaatse werd gezalfd met olie, Lev. 14:17,18.
 
== Symbolische betekenis ==
Of deze laatste zalving nu verwijst naar personen of zaken, en of de olie nu bijzonder is of gewoon, steeds wordt de heiliging en de kracht van de Heilige Geest er symbolisch door voorgesteld. Fysieke zalving met olie voor wijding tot een ambt is aan de gelovigen nu niet opgedragen, want zij zijn gezalfd met de Heilige Geest, en zij zijn ook priesters voor God. Johannes herinnert zelfs de jonge kinderen in Christus eraan, dat zij de zalving van de Heilige hebben, en de zalving (hetzelfde Griekse woord, χρισμα), blijft in hen, 1 Joh. 2:20,27. Dus, zoals in het Oude Testament, de koningen, profeten en priesters gezalfd werden als apart gezet voor God, zo is de christen door de Heilige Geest geheiligd voor God, zowel in zijn positie als in zijn dienst. Paulus schrijft: <blockquote>''2Co 1:21 Hij nu die ons met u bevestigt in Christus en ons heeft gezalfd, is God,'' ''2Co 1:22 die ons ook verzegeld en het onderpand van de Geest in onze harten gegeven heeft.'' (TELOS)</blockquote>
 
== De Gezalfde ==
De '''Heer Jezus''' is de [[Messias]] of [[Christus]]. Het Hebreeuwse woord 'Messias' (mashiach) en het Griekse woord Christus (Kristos) betekenen beide 'Gezalfde'. Jezus is de Christus, de Gezalfde, door God verkozen en gesteld tot Heiland der wereld.
 
=== Zalving door een zondares ===
[[Bestand:Zondares zalft Jezus voeten.jpg|thumb|De zondares droogde en zalfde de voeten van onze Heiland.|left|294x294px]]
Bij twee gelegenheden werd onze Heiland gezalfd met balsem uit een [[Albast|albasten]] fles. De eerste keer vinden wij in Luc. 7, waar een zondares, terwijl Hij aanligt in het huis van een Farizeeër, zijn voeten zalft. <blockquote>''Lu 7:37 En zie, een vrouw die in de stad een zondares was en die merkte dat Hij in het huis van de farizeeer aanlag, bracht een albasten fles met balsem,'' ''Lu 7:38 ging wenend achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon zijn voeten met haar tranen nat te maken en droogde ze af met de haren van haar hoofd, en zij kuste zijn voeten innig en zalfde ze met de balsem.'' (TELOS)</blockquote>
 
=== Zalving in Bethanië ===
De tweede keer is in [[Bethanië (aan de Olijberg)|Bethanië]] aan de Olijfberg, in het huis van Simon de melaatse, waar Maria - zus van Lazarus, die Jezus uit de dood had opgewekt - het hoofd en de voeten van de Heer zalft. Ze goot zeer kostbare balsem op het lichaam van onze Heiland. Dit gebeurde twee dagen vóór het paasfeest, kort voor de arrestatie, overlevering en kruisiging van de Heer (Matth. 26:2). <blockquote>''Mt 26:6 Toen nu Jezus in Bethanie was in het huis van Simon de melaatse, Mt 26:7 kwam bij Hem en vrouw met een albasten fles met zeer kostbare balsem en goot die uit op zijn hoofd, terwijl Hij aanlag. (TELOS)''</blockquote><blockquote>''Joh 12:2 Zij maakten daar dan een maaltijd voor Hem klaar, en Martha diende; Lazarus nu was een van hen die met Hem aanlagen.'' ''Joh 12:3 Maria dan nam een pond balsem van onvervalste, kostbare nardus, zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten met haar haren af; en het huis werd met de geur van de balsem vervuld.'' ''(TELOS)''</blockquote>De discipelen vonden het verkwisting. De vrouw deed echter een goed werk. <blockquote>''Mt 26:8 Toen nu de discipelen dit zagen, namen zij het haar zeer kwalijk en zeiden: Waartoe die verkwisting? Mt 26:9 Want deze had duur verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. Mt 26:10 Jezus echter, die dit wist, zei tot hen: Waarom valt u de vrouw lastig? Want zij heeft een goed werk aan Mij verricht. Mt 26:11 Want de armen hebt u altijd bij u, Mij echter hebt u niet altijd. Mt 26:12 Want dat zij deze balsem op mijn lichaam heeft gegoten, heeft zij gedaan voor mijn begrafenis. Mt 26:13 Voorwaar, Ik zeg u: overal waar dit evangelie wordt gepredikt in de hele wereld, zal ook van wat deze heeft gedaan, gesproken worden tot haar gedachtenis. (TELOS)''</blockquote>Opvallend is dat Matthëus zegt dat de zalf over Jezus' ''hoofd'' werd uitgegoten. Johannes vermeldt dat Jezus' ''voeten'' werden gezalfd. En Jezus zegt dat de vrouw de balsem "op mijn ''lichaam''" heeft gegoten. Zijn hoofd, zijn voeten en daarmee zijn lichaam.
 
== 'De Zalving' (1 Joh. 2) ==