Zekerheid van het geloof: verschil tussen versies

80 bytes toegevoegd ,  8 maanden geleden
k
Regel 1:
De '''zekerheid van het geloof''' is de zekerheid van een mens omtrent de vervulling van Gods woord en Zijn beloften, zoals de behoudenis van de gelovige. Een gelovige kan zeker zijn omtrent zijn ''eigen heil'' (heilszekerheid).
 
Zekerheid is een normaal kenmerk van geloof.
Regel 56:
 
== De grond van onze zekerheid ==
'''Gods Woord en getrouwheid.''' De grond van onze subjectieve zekerheid is het woord van God en daarmee van God Zelf. De apostel Paulus heeft bijzondere 'religieuze ervaringen' gehad, maar ook hij beroept zich op het woord van God, 'want de Schrift zegt'.<blockquote>''Ro 10:8 ... Dit is het woord van het geloof dat wij prediken: Ro 10:9 dat, als u met uw mond Jezus als Heer zult belijden en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, <u>u behouden zult worden</u>. Ro 10:10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. Ro 10:11 Want de Schrift zegt: ‘Ieder die in Hem gelooft, <u>zal niet beschaamd worden</u>’. Ro 10:12 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek, want dezelfde Heer van allen is rijk jegens allen die Hem aanroepen: Ro 10:13 ‘want ieder die de naam van de Heer zal aanroepen, <u>zal behouden worden</u>’. (TELOS)''</blockquote>Paulus haalt Gods woorden aan in de verzen 11 en 13. ''Ook hij'' grondde zijn zekerheid op het woord van God.
 
De predikant Octavius Winslow (1808-1878) zei treffend: ''“Wie de zekerheid van de zaligheid zoekt in het werk van de Heilige Geest in het hart, is als iemand die het anker van een schip in de lading gooit. Maar dat geeft een schip nooit houvast. Het schip ligt alleen vast als het anker naar buiten geworpen wordt.”''