Zondvloed en gebergtevorming: verschil tussen versies

331 bytes toegevoegd ,  9 maanden geleden
Aanvullingen op de tekst
k (kleine aanvulling op de tekst)
(Aanvullingen op de tekst)
Regel 21:
<u>Eerste fase.</u> De eerste fase van de alpiene gebergtevorming loopt van het begin van het paleozoïcum (zondvloed) tot het begin van het mioceen.
 
De alpiene orogenese begon waarschijnlijk niet zo maar uit zichzelf, zoals ook de zondvloed niet zo maar uit zichzelf kwam. Aan het ontstaan van de alpiene gebergten of plooiïngenplooiingen ging wel het een en ander vooraf. Waar nu de Pyreneeën, de Alpen, de Apennijnen, de Dinarische Alpen, de Atlas, de Karpaten met de Transsylvanische Alpen, het Zagrosgebergte, de Zwarte Zee, de Kaspische Zee, de Taurus en de Elboers liggen, bevond zich de uitgestrekte Westelijke Thetyszee. Op veel plaatsen was ze niet meer echt diep te noemen. Reeds tijdens de zondvloed (in de fase van het carboon) werden de diepe delen volgestort met sediment. Dat proces zette zich voort tijdens het mesozoïcum (periode na de vloed) en vervolgens tot het mioceen van het tertiair. Deze lange periode kan gezien worden als de eerste fase van de alpiene gebergtevorming. Waarschijnlijk bedoelt de Bijbel met dezelfde periode de tijd tussen het begin van de zondvloed (4066 v. Chr.) tot de tijd dat men massaal naar de vlakte van Sinear trok (ca. 3650 v. Chr.). De door de Bijbel aangegeven vrij korte periode van 400 jaar laat nog eens duidelijk het catastrofale karakter van de gebeurtenissen zien. Er is in die tijd dan ook heel veel gebeurd (zondvloed met de vorming van de aardlagen, verplaatsing van continenten en herbevolking van de aarde).
 
<u>Tweede fase.</u> De tweede fase van de alpiene gebergtevorming is de fase waarin de bergen daadwerkelijk boven het wateroppervlak van de Tethyszee oprezen. Naarmate het pakket sediment dikker werd en dieper wegzakte in de aardmantel, werd de tegendruk vanuit de aardmantel groter, waardoor het sediment naar boven kwam en de zee kon overlopen. Gebeurde dat proces gelijkmatig dan kreeg het water meer gelegenheid af te vloeien.
 
Het proces werd echter versterkt doordat Afrika richting Europa opschoof. Afrika kwam niet zomaar uit zichzelf in beweging. De aanzet tot het onrustig bewegen van de aardmantel zijn waarschijnlijk enkele grote meteorietinslagen geweest. Men denkt dan onder andere aan de Chicxulub-inslag van een asteroïde op Yucatan in Mexico. In augustus 2022 ontdekte Uisidan Nicholsen voor de kust van Guinee (W. Afrika), bedolven onder sediment, een enorme inslagkrater, bekend als de Nadir-krater, genoemd naar de Nadir-asteroïde. Uit de omliggende aardlagen kan geconcludeerd worden dat beide inslagen plaats vonden eind mesozoïcum-begin paleogeen. Het kan zijn dat door de nadering van Afrika bij herhaling zoveel druk werd opgebouwd dat het proces schoksgewijs plaats vond. De Thetyszee werd dan in feite samengedrukt, waardoor het pakket sediment met geweld omhoog werd gestuwd. Waar eerst de zee was, ontstonden nu de hiervoor genoemde hoge collisiegebergten (Eng.: collision = botsing). Dat is geen proces van miljoenen jaren geweest. Misschien gebeurde het wel in opeenvolgende stappen, maar in ieder geval binnen een korte periode. Bij een proces van miljoenen jaren zouden de bergen volledig geërodeerd zijn en afgevlakt. Het tegendeel is het geval. De alpiene gebergten zijn jong, hoog en tekenen zich scherp af. De gebeurtenis moet gewelddadig van karakter zijn geweest en aan de bevolking niet voorbij zijn gegaan. Toen zich de eerste symptomen van gebergtevorming (tweede fase) voordeden, is men uit de meest onrustige gebieden vertrokken en vond men aan de noord- en oostrand van de Arabische Plaat (vlakte van Sinear) een geologisch rustiger gebied.  
 
De gevolgen waren groot. Bij iedere schok stroomden ontstellende massa's water in de vorm van tsunami's (gelukkig vooral, omdat het noorden waarschijnlijk vrijwel niet bevolkt zal zijn geweest) naar het noorden weg. Algemeen is het zo, dat wanneer land zich verheft, het aangrenzende land daalt. Er ontstaat dan een extensiebekken. De Noordzee is hiervan een voorbeeld. Het werd dalend land dat zich vulde met water. Het wegstromende water vormde in het noorden van Europa in het laagland omvangrijke continentale zeeën (bekend als de ''Paratethys''). Maar ook tussen de gebergten-in-wording zal veel water een uitweg gezocht hebben, mogelijk ook via bestaande slenken of rivierdalen. Ook de ''Midden Donauvlakte (Pannoonse Bekken)'', westelijk van de Karpaten met de Transsylvanische Alpen, vulde zich met water. De daling van het zeeniveau van ongeveer 60 meter, de sterke klimaatveranderingen, nieuwe continentale waterverplaatsingen en vulkanische uitbarstingen waren het gevolg. De bevolking was hierdoor op drift geraakt.