Bijbel:Ezechiël 34: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{BijbelboekenTabs}}
<span id=1></span><section begin=1 /><sup>1</sup> En des HEERENhet woord van Jhwh geschiedde tot mij, zeggende: <section end=1 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|1}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#1]]}}
 
</noinclude><span id=2></span><section begin=2 /><sup>2</sup> Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israël; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: AlzoZo zegt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh: Wee dende herderenherders Israëlsvan Israël, die zichzelvenzichzelf weiden! zullen niet de herders de schapen weiden? <section end=2 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|2}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#2]]}}
 
</noinclude><span id=3></span><section begin=3 /><sup>3</sup> GijU eet het vette, en bekleedt u met de wol, giju slacht het gemeste, [maar] de schapen weidt giju niet. <section end=3 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|3}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#3]]}}
 
</noinclude><span id=4></span><section begin=4 /><sup>4</sup> De zwakke sterkt giju niet, en het krankezieke heelt giju niet, en het gebrokene verbindt giju niet, en het weggedrevene brengt giju niet wederterug, en het verlorene zoekt giju niet; maar giju heerst over hen met strengheid en met hardigheidhardheid. <section end=4 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|4}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#4]]}}
 
</noinclude><span id=5></span><section begin=5 /><sup>5</sup> Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn al het wild gedierte desvan veldshet veld tot spijzevoedsel geworden, dewijlaangezien zij verstrooid waren. <section end=5 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|5}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#5]]}}
 
</noinclude><span id=6></span><section begin=6 /><sup>6</sup> Mijn schapen dolen op alle bergen en op allenalle hogenhoge heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid op dende gansenhele aardbodem; en er is niemand, die er naar vraagt, en niemand, die ze zoekt. <section end=6 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|6}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#6]]}}
 
</noinclude><span id=7></span><section begin=7 /><sup>7</sup> Daarom, giju herders! hoort desvan HEERENJhwh woord! <section end=7 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|7}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#7]]}}
 
</noinclude><span id=8></span><section begin=8 /><sup>8</sup> [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef, spreekt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh, zo [Ik] niet! Omdat Mijn schapen geworden zijn tot een roof, en Mijn schapen al het wild gedierte desvan veldshet veld tot spijzevoedsel geworden zijn, omdat er geen herder is, en Mijn herders naar Mijn schapen niet vragen; en de herders weiden zichzelvenzichzelf, maar Mijn schapen weiden zij niet; <section end=8 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|8}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#8]]}}
 
</noinclude><span id=9></span><section begin=9 /><sup>9</sup> Daarom, giju herders! hoort desvan HEERENJhwh woord! <section end=9 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|9}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#9]]}}
 
</noinclude><span id=10></span><section begin=10 /><sup>10</sup> AlzoZo zegt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh: Ziet, Ik [wil] aan de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal ze van het weiden der schapen doen ophouden, zodat de herders zichzelvenzichzelf niet meer zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet [meer] tot spijzevoedsel zullen zijn. <section end=10 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|10}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#10]]}}
 
</noinclude><span id=11></span><section begin=11 /><sup>11</sup> Want zo zegt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen, en zal ze opzoeken. <section end=11 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|11}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#11]]}}
 
</noinclude><span id=12></span><section begin=12 /><sup>12</sup> GelijkZoals een herder zijn kudde opzoekt, ten dage alsdat hij in het midden zijnervan zijn verspreide schapen is, alzozo zal Ik Mijn schapen opzoeken; en Ik zal ze redden uit al de plaatsen, waarhenenwaarheen zij verstrooid zijn, ten dage dervan wolkede wolk en dervan de donkerheid. <section end=12 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|12}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#12]]}}
 
</noinclude><span id=13></span><section begin=13 /><sup>13</sup> En Ik zal ze uitvoeren van de volken, en zal ze vergaderen uit de landen, en hen brengen ze in hun land; en Ik zal ze weiden op de bergen Israëls, bij de stromen en in alle bewoonbare plaatsen desvan landshet land. <section end=13 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|13}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#13]]}}
 
</noinclude><span id=14></span><section begin=14 /><sup>14</sup> Op een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen Israëls zal hun kooi zijn; aldaar zullen zij nederliggenneerliggen in een goede kooi, en zullen weiden [in] een vette weide, op de bergen Israëls. <section end=14 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|14}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#14]]}}
 
</noinclude><span id=15></span><section begin=15 /><sup>15</sup> Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal ze legeren, spreekt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh. <section end=15 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|15}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#15]]}}
 
</noinclude><span id=16></span><section begin=16 /><sup>16</sup> Het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengenterugbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het krankezieke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen, Ik zal ze weiden met oordeel. <section end=16 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|16}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#16]]}}
 
</noinclude><span id=17></span><section begin=17 /><sup>17</sup> Want giju, o Mijn schapen! demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh zegt alzo: Ziet, Ik zal richten tussen klein vee en klein vee, tussen de rammen en de bokken. <section end=17 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|17}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#17]]}}
 
</noinclude><span id=18></span><section begin=18 /><sup>18</sup> Is het u te weinig, dat giju de goede weide afweidt? Zult giju nog het overige uwervan uw weide met uw voeten vertreden? En zult giju de bezonkenebezonken wateren drinken, en de overgelatene met uw voeten vermodderen? <section end=18 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|18}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#18]]}}
 
</noinclude><span id=19></span><section begin=19 /><sup>19</sup> Mijn schapen dan, zullen zij afweiden, wat met uw voeten vertreden is, en drinken, wat met uw voeten vermodderd is? <section end=19 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|19}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#19]]}}
 
</noinclude><span id=20></span><section begin=20 /><sup>20</sup> Daarom zegt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen het vette klein vee, en tussen het magere klein vee. <section end=20 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|20}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#20]]}}
 
</noinclude><span id=21></span><section begin=21 /><sup>21</sup> Omdat giju al de zwakken met de zijde en met den schouder verdringt, en met uw hoornen stoot, totdat giju dezelve naar buiten toe verstrooid hebt; <section end=21 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|21}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#21]]}}
 
</noinclude><span id=22></span><section begin=22 /><sup>22</sup> Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij niet meer tot een roof zullen zijn; en Ik zal richten tussen klein vee en klein vee. <section end=22 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|22}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#22]]}}
 
</noinclude><span id=23></span><section begin=23 /><sup>23</sup> En Ik zal een enigenenige Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, [namelijk] Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn. <section end=23 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|23}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#23]]}}
 
</noinclude><span id=24></span><section begin=24 /><sup>24</sup> En Ik, de HEEREJhwh, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEEREJhwh, heb het gesproken. <section end=24 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|24}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#24]]}}
 
</noinclude><span id=25></span><section begin=25 /><sup>25</sup> En Ik zal een verbond desvan vredesvrede met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen in de wouden. <section end=25 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|25}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#25]]}}
 
</noinclude><span id=26></span><section begin=26 /><sup>26</sup> Want Ik zal die en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen [tot] een zegen; en Ik zal de plasregen doen neerdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn. <section end=26 /><noinclude>(Hertaling{{#if: of{{#section-h: vertaling{{BASEPAGENAME}}|26}} door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling|[[Bestand:Aantekening_pictogram.)png|link={{BASEPAGENAME}}#26]]}}
 
</noinclude><span id=27></span><section begin=27 /><sup>27</sup> En het geboomte desvan het veldsveld zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik de HEEREJhwh ben, als Ik de disselbomenstangen hunsvan hun juksjuk zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen, die zich van hen deden dienen. <section end=27 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|27}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#27]]}}
 
</noinclude><span id=28></span><section begin=28 /><sup>28</sup> En zij zullen dende heidenen niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde zal ze niet [meer] vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikkeverschrikt. <section end=28 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|28}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#28]]}}
 
</noinclude><span id=29></span><section begin=29 /><sup>29</sup> En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en dende smaad der heidenen niet meer dragen. <section end=29 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|29}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#29]]}}
 
</noinclude><span id=30></span><section begin=30 /><sup>30</sup> Maar zij zullen weten, dat Ik, de HEEREJhwh, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israëls, spreekt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh. <section end=30 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|30}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#30]]}}
 
</noinclude><span id=31></span><section begin=31 /><sup>31</sup> GijU nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! giju zijtbent mensen; [maar] Ik ben uw God, spreekt demijn HeereHeer(en) HEEREJhwh. <section end=31 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|31}} |[[Bestand:Aantekening_pictogram.png|link={{BASEPAGENAME}}#31]]}}
</noinclude>

Huidige versie van 28 mei 2024 om 14:26

De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 53 · 59
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 8 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 9 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 3 · 13 · 14
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 3
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 5 · 6 · 7 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Ezechiël 34: 1 En het woord van Jhwh geschiedde tot mij, zeggende:

2 Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israël; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Zo zegt mijn Heer(en) Jhwh: Wee de herders van Israël, die zichzelf weiden! zullen niet de herders de schapen weiden?

3 U eet het vette, en bekleedt u met de wol, u slacht het gemeste, [maar] de schapen weidt u niet.

4 De zwakke sterkt u niet, en het zieke heelt u niet, en het gebrokene verbindt u niet, en het weggedrevene brengt u niet terug, en het verlorene zoekt u niet; maar u heerst over hen met strengheid en met hardheid.

5 Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn al het wild gedierte van het veld tot voedsel geworden, aangezien zij verstrooid waren.

6 Mijn schapen dolen op alle bergen en op alle hoge heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid op de hele aardbodem; en er is niemand, die er naar vraagt, en niemand, die ze zoekt.

7 Daarom, u herders! hoort van Jhwh woord!

8 [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef, spreekt mijn Heer(en) Jhwh, zo [Ik] niet! Omdat Mijn schapen geworden zijn tot een roof, en Mijn schapen al het wild gedierte van het veld tot voedsel geworden zijn, omdat er geen herder is, en Mijn herders naar Mijn schapen niet vragen; en de herders weiden zichzelf, maar Mijn schapen weiden zij niet;

9 Daarom, u herders! hoort van Jhwh woord!

10 Zo zegt mijn Heer(en) Jhwh: Ziet, Ik [wil] aan de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal ze van het weiden der schapen doen ophouden, zodat de herders zichzelf niet meer zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet [meer] tot voedsel zullen zijn.

11 Want zo zegt mijn Heer(en) Jhwh: Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen, en zal ze opzoeken.

12 Zoals een herder zijn kudde opzoekt, ten dage dat hij in het midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik Mijn schapen opzoeken; en Ik zal ze redden uit al de plaatsen waarheen zij verstrooid zijn, ten dage van de wolk en van de donkerheid.

13 En Ik zal ze uitvoeren van de volken, en zal ze vergaderen uit de landen, en hen brengen in hun land; en Ik zal ze weiden op de bergen Israëls, bij de stromen en in alle bewoonbare plaatsen van het land.

14 Op een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen Israëls zal hun kooi zijn; aldaar zullen zij neerliggen in een goede kooi, en zullen weiden [in] een vette weide, op de bergen Israëls.

15 Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal ze legeren, spreekt mijn Heer(en) Jhwh.

16 Het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik terugbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het zieke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen, Ik zal ze weiden met oordeel.

17 Want u, o Mijn schapen! mijn Heer(en) Jhwh zegt alzo: Ziet, Ik zal richten tussen klein vee en klein vee, tussen de rammen en de bokken.

18 Is het u te weinig, dat u de goede weide afweidt? Zult u nog het overige van uw weide met uw voeten vertreden? En zult u de bezonken wateren drinken, en de overgelatene met uw voeten vermodderen?

19 Mijn schapen dan, zullen zij afweiden, wat met uw voeten vertreden is, en drinken, wat met uw voeten vermodderd is?

20 Daarom zegt mijn Heer(en) Jhwh alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen het vette klein vee, en tussen het magere klein vee.

21 Omdat u al de zwakken met de zijde en met den schouder verdringt, en met uw hoornen stoot, totdat u dezelve naar buiten toe verstrooid hebt;

22 Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij niet meer tot een roof zullen zijn; en Ik zal richten tussen klein vee en klein vee.

23 En Ik zal een enige Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, [namelijk] Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn.

24 En Ik, Jhwh, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, Jhwh, heb het gesproken.

25 En Ik zal een verbond van vrede met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen in de wouden.

26 Want Ik zal die en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen [tot] een zegen; en Ik zal de plasregen doen neerdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn.

27 En het geboomte van het veld zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik Jhwh ben, als Ik de stangen van hun juk zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen die zich van hen deden dienen.

28 En zij zullen de heidenen niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde zal ze niet [meer] vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikt.

29 En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en de smaad der heidenen niet meer dragen.

30 Maar zij zullen weten, dat Ik, Jhwh, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israëls, spreekt mijn Heer(en) Jhwh.

31 U nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! u bent mensen; [maar] Ik ben uw God, spreekt mijn Heer(en) Jhwh.