1 Korinthiërs 11: verschil tussen versies

3.676 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 83:
== 4 ==
1Co 11:4 Iedere man die bidt of profeteert met iets op zijn hoofd, onteert zijn hoofd; (TELOS)
De apostel gaat nu over tot de toepassing van het beginsel van hoofdschap op gedekt en ongedekte bidden en profeteren door mannen en vrouwen.
'''Onteert zijn hoofd.''' Zijn letterlijke en zijn figuurlijke hoofd. Zijn letterlijke hoofd is zijn eigen fysieke hoofd. Zijn figuurlijke hoofd is Christus. Dat het fysieke hoofd is inbegrepen, valt af te leiden uit de verzen 5-6 (de vrouw onteert haar hoofd, waarbij het een en hetzelfde zou zijn is alsof zij geschoren was, en dit is voor haar een schande) en 14 (het dragen van lang haar is een oneer voor de man).
 
'''Iedere man die bidt of profeteert met iets op zijn hoofd.''' Sommige uitleggers<ref>[[Johannes Chrysostomus|Chrysostomus]] (4e-5e eeuw) en Jonathan Edwards (18e eeuw).</ref> hebben uit dit vers tot de mening besloten, dat de mannen te Korinthe ook hun eigen­ waardigheid te na kwamen door zich te bedekken. Maar het ligt niet voor de hand dat misbruiken in deze richting waren ontstaan, vooral in Griekenland, waar mannen en vrouwen met onbedekt hoofd baden (→ [[Hoofdbedekking]]). De houding die de man past, wordt slechts genoemd om bij wijze van tegenstelling te doen voelen, welke houding alleen de vrouw past.
 
'''Bidt of profeteert.''' De beide handelingen van bidden en profeteren zullen in hoofdst. 14 weer besproken worden (profeten vanaf 14:1v en bidden in 14:14-17). Laten we nu alleen opmerken, dat in hoofdst. 14 het gebed genoemd wordt in verband met het spreken in talen, een gave die genoemd wordt in verband met die der profetie.
 
Deze opmerking leidt ons tot de gedachte, dat Paulus onder het gebed, waarvan hij hier in vs. 4 en 5 spreekt, vooral een gebed verstaat in een vreemde taal, dat wil zeggen in de sprake der extase.
 
'''Met iets op zijn hoofd.''' De Griekse uitdrukking betekent zoiets als „onderaan het hoofd hebbend"<ref>F. Godet, ''Kommentaar op Paulus eersten brief aan de Corinthiërs.'' Utrecht: Kemink & Zoon, 1904. </ref>, dat wil zeggen een hoofddeksel dragend in de vorm van een sluier, die van het hoofd op de schouders hangt.
 
'''Onteert zijn hoofd.''' "Hoofd" wordt hier dikwijls in de letterlijke zin opgevat: wanneer men dit hoofd bedekt, dat geschapen is om zich onge­dekt te laten zien, dan bedekt men dat uit schaamte. Maar waartoe behoefde dan in dit geval vs. 4 voorafgegaan te worden door de overweging van vs. 3: „Christus is het hoofd van iedere man." Ingeval deze opmerking een bedoeling had, dan moest het die zijn om de gedachte van het 4e vers voor te bereiden en om bijgevolg de toepassing van het woord hoofd op Christus zelf te rechtvaardigen; wat ons niet belet om met meerdere uitleggers te erkennen, dat we hier met een fijn be­dachte woordspeling te doen hebben : „Wanneer de gelovige zijn eigen hoofd onteert door zich te bedekken, dan onteert hij Christus ook, wiens glorie hij moest zijn." Het gaat dus beide om zijn eigen letterlijke (fysieke) en om zijn figuurlijke hoofd. Zijn figuurlijke hoofd is Christus. Dat het fysieke hoofd is inbegrepen, valt af te leiden uit de verzen 5-6 (de vrouw onteert haar hoofd, waarbij het een en hetzelfde zou zijn is alsof zij geschoren was, en dit is voor haar een schande) en 14 (het dragen van lang haar is een oneer voor de man).
 
Iedere man die bij de waarneming van een gods­dienstige handeling zijn hoofd bedekt, erkent daardoor, dat hij afhankelijk is van enig ander aards hoofd dan van zijn hemelse hoofd, en berooft daardoor Hem, Christus, van de eer, die Hem als hoofd van de man toekomt. Het ongedekte hoofd, het vrije en heldere voorhoofd, de hoge en vaste blik, de edele haardos, die lijkt, zoals door iemand eens gezegd is, „op een kroon van dofte stralen" ziedaar al de tekenen van de koning der natuur, die in het heelal geen ander hoofd heeft dan de onzichtbare Heer van alle dingen. Om dus de eer van de Heer niet te na te komen, moet hij zich respecteren door zijn hoofd niet te bedekken.
 
''Heb 2:5 Want niet aan engelen heeft Hij onderworpen het toekomstige aardrijk waarover wij spreken, Heb 2:6  maar iemand heeft ergens betuigd en gezegd: ‘Wat is de mens dat U hem gedenkt, of de mensenzoon dat U acht op hem geeft? Heb 2:7  U hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt U hem gekroond en hem gesteld over de werken van uw handen; Heb 2:8  alles hebt U onder zijn voeten onderworpen’. Want door Hem alles te onderwerpen heeft Hij niets overgelaten dat Hem niet onderworpen zou zijn. Maar nu zien wij nog niet alles aan Hem onderworpen;'' (Telos)
 
== 5 ==
Regel 286 ⟶ 300:
 
== Bron ==
F. Godet, ''Kommentaar op Paulus eersten brief aan de Corinthiërs''. Utrecht: Kemink & Zoon, 1904. Tekst van het commentaar op 1 Kor. 11 is onder wijziging verwerkt op 7 april 2020 en 4 en 6 aug. 2021.
 
== Voetnoot ==