1 Korinthiërs 14: verschil tussen versies

3.077 bytes toegevoegd ,  29 dagen geleden
k
Regel 122:
'''Werkelijk.''' Of: waarlijk. Grieks: ''ontoos''. Deze man erkent door dit woord 'werkelijk' ('waarlijk') dat de bewering van de christenen dat zij de goddelijke ingeving deelachtig zijn gegrond is.
 
== Orde en welvoeglijkheid in de vergadering (26-40) ==
De apostel kan zijn betoog over de betrekkelijke waarde van de gave der talen en van de profetie niet beter eindigen dan door deze beide voorbeelden (allen spreken in een taal, vers 23, of allen profeteren, vs. 24-25); nu kan hij ertoe overgaan om de praktische regels vast te stellen die het heilzaam gebruik van deze gaven zullen waarborgen.
 
Regel 139:
 
'''Hoe is het dan, broeders?''' De betekenis van deze vraag is dezelfde als in vs. 15. <blockquote>''1Co 14:15  Hoe is het dan? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden; ik zal met mijn geest lofzingen, maar ik zal ook met mijn verstand lofzingen.'' (Telos) </blockquote>De apostel wil zijn lezers er toe brengen om zelf uit de vooropgestelde beginselen de gevolgen te trekken die daaruit voortvloeien. De grondregel luidt: Geen enkele gave moet buitengesloten worden. Iedere openbaring van de Geest hebbe haar vrije loop; het is voldoende dat alles zij ter opbouwing.
 
De 'broeders' wordt ook aldus aangeschreven in vs. 39 ("Daarom, <mijn> broeders").
 
'''Wanneer u samenkomt'''. Als gemeente. Paulus' verhandeling ziet op de gemeentelijke samenkomst. <blockquote>''1Co 14:23 Als dan de hele gemeente op een plaats samenkomt en allen spreken in talen, en er komen onkundigen of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat u wartaal spreekt? (TELOS)''</blockquote>Merk op dat in vers 26 eerst gewone, niet de bijzondere geestelijke uitingen genoemd worden: een psalm, een leer. Zingen en onderwijzen. Merk ook op dat openbaring (profetie) genoemd wordt vóór een taal en een uitlegging. Voor de [[opbouwing]] van de gemeente is profetie nuttiger dan spreken in een taal (tenzij deze uitgelegd wordt).
Regel 166 ⟶ 168:
'''Een taal, ... een uitlegging.''' De uitlegging is die van de uitgesproken taal. Een taal wordt bijna op het laatst genoemd, (1) omdat ze van mindere betekenis is voor de opbouwing, en (2) omdat ze bij de Korinthiërs voorop stond.
 
'''Tot opbouwing'''. <blockquote>''1 Corinthiërs 14:3  Maar wie profeteert, spreekt voor mensen <u>tot opbouwing</u>, vermaning en vertroosting.'' (...) 1 ''Corinthiërs 14:5  En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente <u>opbouwing</u> ontvangt.'' (...) </blockquote><blockquote>''2Co1 Corinthiërs 14:12:19  ReedsZo langook meentu, omdat u datstreeft wijnaar onsgeestelijke bijgaven, utracht verdedigen.overvloedig Wijte zijn <u>sprekentot opbouwing</u> tegenovervan Godde ingemeente.'' Christus,(...) en''1 Corinthiërs 14:17''  ''Want <u>alles</u>, geliefdendankt wel goed'' [in een taal - CP]'', maar de ander wordt niet <u>tot uw opbouwingopgebouwd</u>.'' (Telos)'' </blockquote>
 
<blockquote>''2Co 12:19 Reeds lang meent u dat wij ons bij u verdedigen. Wij <u>spreken</u> tegenover God in Christus, en <u>alles</u>, geliefden, <u>tot uw opbouwing</u>. (Telos)''</blockquote>
== Regels voor de glossolalie (27-28) ==
De apostel gaat nu over tot de bijzondere regels die betrekking hebben op de uitoefening van de [[Glossolaal|glossolalie]].
Regel 213 ⟶ 216:
 
Sommigen zijn van mening dat de beperking van 'ten hoogste drie' alleen bij het spreken in talen wordt gegeven, niet voor het profeteren<ref>Verslag van de elfde samenspreking van broeders van de "Vergaderingen' in Nederland en Vlaanderen over de grondbeginselen van het samenkomen (29 okt. 1988). Die broeders behoren tot de [[Vergadering van Gelovigen]].</ref>. Dat allen kunnen profeteren (vers 24, 31) is echter geen reden om aan te nemen dat er geen beperking geldt, want allen kunnen ook in talen spreken (vers 23). Als er helemaal geen beperking zou gelden, zou Paulus "twee of drie" evengoed kunnen weglaten.
 
De beperking tot twee of drie profeten betekent niet dat na drie profetische voordrachten alle andere uitingen onwenselijk zijn: wanneer er drie profeten gesproken hebben, hoeven zij die een leer (26) of een psalm (26) hebben, niet te zwijgen omdat er al drie profeten gesproken hebben.
 
'''Laten de anderen het beoordelen.''' De tweede regel voor de profeten in de samenkomst van de gemeente betreft de ''wijze'': de profetie heeft, evenals de talen, haar noodzakelijke aanvulling: het onderscheidingsver­mogen, het oordeel waardoor de onzuivere elementen, die daar ongemerkt zouden kunnen ingeslopen zijn, als zodanig zouden moeten worden aangeduid en verwijderd. <blockquote>''1Th 5:20  Veracht de profetieën niet,  1Th 5:21  maar beproeft alles, behoudt het goede.'' (Telos) </blockquote>Men herinnere zich dat er het Nieuwe Testament nog niet (geheel) geschreven was. De profetie zelf bracht mogelijk nieuwe elementen die het onderricht vervolgens moest uitwerken en rangschikken. Daarom was het onderscheidingsvermogen (Gr. diakrisis) van zo'n belang, van een schifting, gedaan met het oog op de gedachte die in de profetieën, gericht tot de vergadering, werden uitgesproken.
Regel 225 ⟶ 230:
# zij die de gave van onderscheidingsvermogen hebben
 
Ad. 1. Voor deze uitleg pleitschijnt te pleiten het vers dat er direct op volgt:<blockquote>''1Co 14:30 En als aan een <u>ander</u> die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat de eerste zwijgen.''</blockquote>En ook vers 37. <blockquote>''1 Corinthiërs 14:37  Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is.'' (Telos) </blockquote>Als de hele gemeente moet beoordelen, zou "laat de gemeente het beoordelen" meer voor de hand liggen. Vele uitleggers zijn van gedachte geweest dat de woorden "de anderen" (Gr. οι αλλοι), niet anders kan betekenen dan de andere profeten; maar zou er in dit geval niet eerder gestaan hebben οι λοιποιot = de overigen, van de profeten?.
 
Tegenwerpingen:
 
# Zou er in dit geval in plaats van 'de anderen' niet eerder gestaan hebben οι λοιποιot = de overigen, van de profeten?
# Het volgende vers 31 kwalificeert 'een ander' als iemand anders uit de gemeente, een uit allen.
 
Ad 2. Voor deze uitleg, dat "de anderen" op al de leden van de gemeente ziet, pleit: <blockquote>''1Co 14:31 Want u kunt <u>allen</u>, een voor een, profeteren, opdat allen leren en allen vertroost worden.''</blockquote>De laatste twee antwoorden (3. en 4.) beperken de betekenis van "de anderen" zonder voldoende grond.
Regel 256 ⟶ 266:
 
Deze schikking of regel rustte natuurlijk op een ver­onderstelling; dat namelijk de profeet de macht had om op zich zelf, op zijn eigen geest de nodige beheersing uit te oefenen, om zonodig, de uiting te bedwingen van de profetische aandrift, die hem bezielde. En deze veronderstelling stelt de apostel nu in vs. 32 als een werkelijk feit.
 
'''Opdat allen leren.''' Profetie is leerzaam voor de toehoorders, ze kunnen er iets van leren. Zie ook vs. 35 ("als zij [de vrouwen] iets willen leren").
 
'''En allen vertroost worden.''' <blockquote>''1 Corinthiërs 14:3  Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en <u>vertroosting</u>.'' (Telos) </blockquote>
 
== 32 ==
Regel 307 ⟶ 321:
* in leer, onderwijs (6, 19)
 
<blockquote>{{1 Korinthiërs 14:6}}</blockquote>Het is vrouwen niet geoorloofd dergelijke uitingen te doen. Een aandrang om te profeteren hebben zij te beheersen, want de geest van de profetes is aan haar onderworpen (vgl. vers 32). Er zijn andere gelegenheden om te profeteren (hoofdstuk 11).
<blockquote>{{1 Korinthiërs 14:6}}</blockquote>'''Maar laten zij onderdanig zijn.''' Textus Receptus: "maar zich te onderwerpen". De Statenvertaling, die uitgaat van de Textus Receptus, heeft: "maar onderworpen te zijn". Met de Textus Receptus komt er ironie in de tekst: "Het is hun niet geoorloofd te spreken, maar zich te onderwerpen" Deze ironie past in het tekstverband. Zij gaat teloor als men met de Alexandrijnse tekst de gebiedende wijs leest: "dat ze zich onderwerpen!". In 1 Tim. 2:11 zegt Paulus dat een vrouw niet moet leren, maar zich "in alle onderdanigheid laten leren". <blockquote>''1Ti 2:11  Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren; 1Ti 2:12  maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn. 1Ti 2:13  Want Adam is eerst geformeerd, daarna Eva; 1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. 1Ti 2:15  Maar zij zal bewaard blijven tijdens het ter wereld brengen van kinderen, als zij blijven in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.'' (Telos) </blockquote>Het betaamt in de Heer Jezus dat vrouwen aan hun mannen onderdanig zijn. Over de onderdanigheid van de vrouw, zie [[Vrouw#Onderdanigheid jegens haar man|Vrouw]].
 
<blockquote>{{1 Korinthiërs 14:6}}</blockquote>'''Maar laten zij onderdanig zijn.''' Textus Receptus: "maar zich te onderwerpen". De Statenvertaling, die uitgaat van de Textus Receptus, heeft: "maar onderworpen te zijn". Met de Textus Receptus komt er ironie in de tekst: "Het is hun niet geoorloofd te spreken, maar zich te onderwerpen" Deze ironie past in het tekstverband. Zij gaat teloor als men met de Alexandrijnse tekst de gebiedende wijs leest: "dat ze zich onderwerpen!". In 1 Tim. 2:11 zegt Paulus dat een vrouw niet moet leren, maar zich "in alle onderdanigheid laten leren". <blockquote>''1Ti 2:11  Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren; 1Ti 2:12  maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn. 1Ti 2:13  Want Adam is eerst geformeerd, daarna Eva; 1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. 1Ti 2:15  Maar zij zal bewaard blijven tijdens het ter wereld brengen van kinderen, als zij blijven in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.'' (Telos) </blockquote>Het betaamt in de Heer Jezus dat vrouwen aan hun mannen onderdanig zijn. Over de onderdanigheid van de vrouw, zie [[Vrouw#Onderdanigheid jegens haar man|Vrouw]].
 
'''Zoals ook de wet zegt'''. Het is niet duidelijk waarop deze woorden zinspelen. Paulus beroept zich denkelijk op Gen. 3: 16, waar staat dat de man als gevolg van de zondeval heerschappij over de vrouw zal voeren. <blockquote>''Ge 3:16 Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar <u>hij zal over u heersen</u>.'' (HSV) </blockquote>In Num. 30:1-16 lezen wij dat een vrouw haar vader of haar man de vervulling van haar geloften mag beletten. Zij is daarin aan hen onderworpen. <blockquote>''Nu 30:13 Alle gelofte, en allen eed der verbintenis, om de ziel te verootmoedigen, die zal haar man bevestigen, of die zal haar man te niet maken. (...) Nu 30:16 Dat zijn de inzettingen, die de HEERE Mozes geboden heeft, tussen een man en zijn huisvrouw, tussen een vader en zijn dochter, zijnde in haar jonkheid, ten huize haars vaders.'' ''(SV)''</blockquote>Het woordje 'ook' (Grieks: ''kai'') plaatst het bevel van de apostel op dezelfde lijn als de verklaring van God in Gen. 3:16 (aangenomen dat Paulus hiernaar verwijst), zo zeker is Paulus dat sprekend als hij het hier doet, hij dat doet krachtens de wil van de Heer (vs. 37).
Regel 318 ⟶ 334:
'''Hun eigen mannen vragen.''' Hoe kan van toepassing kan zijn op (1) vrouwen die geen voldoend onderrichte mannen hebben, of (2) op die wier mannen nog niet-gelovig zijn, of (3) op die welke in het geheel niet getrouwd zijn? Men rekent dat de ongetrouwde vrouwen in het huis van hun ouders leven, tot wie zij zich natuurlijk kunnen wenden. En wat de anderen betreft, dat zijn bijzondere gevallen die hun oplossing in de praktijk vinden, zonder dat Paulus die behoeft aan te wijzen. Hij acht het voor zich voldoende om de zedelijke positie en de plicht van de vrouw in hoofdlijnen vast te stellen.
 
'''Schandelijk.''' Het woord 'schandelijk' (Grieks: αισχρον), schijnt vrij sterk, Paulus ziet in het spreken in het openbaar van de vrouw een wijze van doen die strijdt met de houding die haar aanbevolen wordt én door de natuur der dingen én door het bevel van de Schepper (vgl. 1 Kor. 11:1-16). Hij zegt niet: 'misdadig' of 'onzedelijk'; het is een kwestie van welvoeglijkheid, van eerbaarheid. Gezaghebbend of leidinggevend spreken door een vrouw in de gemeentelijke bijeenkomst is onbetamelijk.
 
'''Te spreken in [de] vergadering.''' Meerdere uitleggers trekken uit dit vers het gevolg dat het spreken, in vs. 34 aan de vrouwen verboden, noch het onderwijs bedoelt, noch de profetie, noch het spreken in talen, maar alleen de zucht om vraagstukken in de vergadering op te werpen en om aldus onder de schijn van om ophelderingen te vragen toch eigenlijk op te treden als leraressen. Wanneer zij iets te vragen hebben, dan moeten zij die voor zich houden tot zij thuis zijn en die dan doen aan haar echtgenoten.
Regel 324 ⟶ 340:
Maar, kan men ten eerste tegenwerpen, in deze zin zelfs zou haar het recht om te onder­richten evenzeer geweigerd worden door de apostel. Want ingeval de vrouw geen vragen stellen kan zonder buiten haar positie te gaan en de welvoeglijkheid te kwetsen, daar zal zij nog minder kunnen onderwijzen zonder een onbetamelijkheid te begaan. Maar daar is, ten tweede, nog meer: de zin die men aldus aan het verbod van vs. 34 tracht te geven, door hem te beperken naar vs. 35, strijdt met het ware verband dat er tussen deze beide verzen bestaat. 'En als zij iets willen leren' maakt de verbinding met het vorige vers en geeft een opklimming aan. De vorm 'en als' is dus het gevolg van het feit dat de vraag het minst ernstig geval was, dat juist dat geval het meest voor de hand scheen te liggen om een uitzondering toe te laten. Maar Paulus verwerpt zelfs deze uitzondering; want hij weet hoe gemakkelijk de vrouwen, onder voorwendsel dat zij vragen, het verbod konden ontkomen dat haar liet spreken in het publiek verbiedt.
 
== HetOver het zwijggebod (34-35) ==
Men ziet aan "laten zij onderdanig zijn" en het beroep op de wet (Gen. 3:16) dat de apostel het spreken in het openbaar beschouwt als een daad van gezag die men uitoefent met betrekking tot de vergadering die toehoort; vgl. [[1 Timotheüs/Hoofdstuk 2|1 Tim. 2: 12]].<blockquote>''1Ti 2:11  Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren; 1Ti 2:12  maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn. 1Ti 2:13  Want Adam is eerst geformeerd, daarna Eva; 1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. 1Ti 2:15  Maar zij zal bewaard blijven tijdens het ter wereld brengen van kinderen, als zij blijven in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.'' (Telos)</blockquote>En daar de positie van gezag tegenover de man strijdig is met die van onderdanigheid, maakt de apostel daaruit dit besluit op, dat het in het openbaar spreken van de vrouw in strijd is met de positie die haar gegeven is, door de wil van God uitgedrukt in de Wet ([[Thora]]). De wet houdt weliswaar niets in dat ziet op de rol van de vrouwen in de vergaderingen; maar waar de wet het karakter van haar leven in het algemeen genomen bepaalde, daar had zij, naar Paulus' mening, deze kwestie van openbaar spreken in de vergadering indirect uitgemaakt. Het stilzwijgen van de vrouwen bij de godsdienstoefening in de vergadering is slechts de toepassing van de algemene stand van onderdanigheid (onderworpenheid, ondergeschiktheid) die haar opgelegd is met betrekking tot de man.
 
Regel 354 ⟶ 370:
 
In elk geval is het een vrouw niet geoorloofd te ''leren,'' gelijk Paulus elders duidelijk leert. Een vrouwelijke predikant, die de gemeente van Christus leert, handelt in strijd met dit verbod.
 
== 36 ==
1 Corinthiërs 14:36 Of is het woord van God van u uitgegaan? Of is het alleen tot u gekomen? (Telos)
'''Of is het woord van God van u uitgegaan?''' Zou u er aanspraak op kunnen maken een autoriteit voor andere gemeenten te zijn? In welk geval andere gemeenten zich naar u zouden moeten schikken, eer dan dat u hun voorbeeld zou moeten volgen. En als zij dat niet wilden, u ten minste het recht zou hebben om uw eigen weg voor u te gaan?<ref name=":5">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 17 april 2024. </ref>
 
'''Of is het alleen tot u gekomen?''' Zodat u niet zou te letten hebben op het geheel van de gemeente van de heiligen?<ref name=":5" />
 
== 37 ==
Regel 362 ⟶ 384:
1Co 14:38 Maar is iemand onwetend, hij zij onwetend. (TELOS)
'''Onwetend'''. Vgl. 12:1.
 
== 40 ==
1 Corinthiërs 14:40  Maar laat alles welvoeglijk en met orde gebeuren. (Telos)
Deze vermaning geeft duidelijk weer waarom het Paulus gaat in de verzen 26-39.
 
'''Welvoeglijk.''' Onwelvoeglijk is het als een vrouw gezaghebbend of leidinggevend spreekt in de gemeente.
 
== Bronnen ==