1 Petrus 4: verschil tussen versies

3.277 bytes toegevoegd ,  10 maanden geleden
k
Regel 32:
1Pe 4:8  1Pe 4:8 Voor alles, hebt vurige liefde tot elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden. (Telos)
'''Hebt vurige liefde tot elkaar.''' <blockquote>''1Pe 1:22  Daar u uw zielen hebt gereinigd door de gehoorzaamheid aan de waarheid, tot ongeveinsde broederliefde, hebt elkaar vurig lief uit een rein hart,'' (Telos)</blockquote><blockquote>''1Th 3:12  Maar u moge de Heer doen toenemen en overvloedig zijn in de liefde tot elkaar en tot allen, zoals ook wij tot u;'' (Telos)</blockquote><blockquote>''1Th 4:9  Wat nu de broederliefde betreft, hierover hebt u niet nodig dat wij u schrijven; want zelf bent u door God onderwezen om elkaar lief te hebben; 1Th 4:10  want u doet dan ook jegens alle broeders in heel Macedonie. Maar wij vermanen u, broeders, daarin nog overvloediger te zijn'' (Telos)</blockquote><blockquote>''2Th 1:3  Wij behoren God altijd te danken voor u, broeders, zoals het betaamt, omdat uw geloof zich zeer vermeerdert en de liefde van ieder van u allen tot elkaar toeneemt,'' (Telos)</blockquote>'''Want liefde bedekt een menigte van zonden.'''<blockquote>''Spr 10:12  Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.'' (SV)</blockquote>
 
== 10 ==
1Pe 4:10  Naarmate ieder een genadegave heeft ontvangen, dient elkaar daarmee als goede rentmeesters van de veelvoudige genade van God. (Telos)
<blockquote>''Ro 12:6  Daar wij nu verschillende genadegaven hebben, naar de genade die ons gegeven is, Ro 12:7  hetzij profetie, laat het zijn naar gelang van het geloof; hetzij dienst, in het dienen; hetzij wie leert, in het leren; Ro 12:8  hetzij wie vermaant, in het vermanen; wie meedeelt, in eenvoudigheid; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.'' (Telos)</blockquote><blockquote>''1Co 4:7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen? En als u het dan hebt ontvangen, waarom beroemt u zich, alsof u het niet had ontvangen?'' (Telos)</blockquote>Als goede rentmeesters van de veelvoudige genade van God. Niet als eigenaars van de gaven, waarmee zij naar welgevallen zouden kunnen handelen, maar als huisbezorgers, huishouders, beheerders, van de genade door God op zo verschillende wijze verleend, opdat de gave van de een die van de anderen aanvult. Als goede rentmeesters kunnen zij dus volstrekt niet anders dan alle gaven in de dienst van de liefde tot algemeen welzijn aanwenden.<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 25 juli 2023. </ref>
Vier kinderen uit één gezin gingen langs de oever van een meer. Het jongste, een meisje, wilde een bloem plukken, die dicht aan het water stond, gleed uit en viel in het meer. Moedig sprong de oudste broer, Martinus, het na en haalde het gelukkig weer op het land. Toen de vader van de kinderen het hoorde, prees hij de redder van zijn zusje en vroeg toen aan de andere broer, een tienjarige knaap: "Heb jij niets tot redding van uw zuster gedaan?" "O ja," antwoordde de knaap, "ik greep Martinus’ jas, toen hij weer bij de oever kwam en hielp mee trekken." "En jij," vroeg de vader aan de derde broer, die pas zes jaar oud was, "wat heb jij voor je zus gedaan?" "Ach vader!" zei het kind, terwijl de tranen nog over zijn wangen liepen, "ik schreeuwde".<ref>Bewerkt naar een verhaal van een theoloog genaamd Besser, dat is opgenomen in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). </ref>
 
== 11 ==
1Pe 4:11  Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God; als iemand dient, laat het zijn als uit sterkte die God verleent, opdat in alles God verheerlijkt wordt door Jezus Christus, aan Wie de heerlijkheid en de kracht is tot in alle eeuwigheid! Amen. (Telos)
 
== 12 ==
Regel 40 ⟶ 48:
1Pe 4:13  maar naarmate u deel hebt aan het lijden van Christus, verblijdt u, opdat u zich ook verblijdt met vreugdegejuich bij de openbaring van zijn heerlijkheid. (Telos)
'''Lijden.''' Zie vs. 14, 15, 16, 19.
 
'''De openbaring van zijn heerlijkheid.''' Waarvan Petrus een voorproef heeft gehad op de berg der verheerlijking (gedaanteverwisseling).
 
== 15 ==