Het woord abortus wordt meestal gebruikt voor het door menselijk ingrijpen voortijdig afbreken van een zwangerschap. De (Latijnse) vakterm voor deze opzettelijke vruchtafdrijving is abortus provocatus (Lat. aboriri = vergaan of verloren gaan; Lat. provocare = oproepen; Engels: induced abortion = opgewekte abortus). Bij abortus provocatus wordt de vrucht (embryo, foetus) in de moederschoot gedood. In 2010 gebeurde dat in Nederland bijna 31 duizend maal. In België vonden in 2007 ruim 18 duizend officieel aangegeven abortussen plaats.

Een niet-opzettelijke vruchtafdrijving, waarbij het lichaam van de vrouw de vrucht afstoot, heet miskraam of spontane abortus. Dit artikel handelt over opzettelijke zwangerschapsonderbreking van de onvoldragen vrucht (abortus provocatus).

Waarschuwing: Deze pagina bevat een schokkende foto van een geaborteerde foetus

Praktijk

Cijfers

Vaakst. Abortus is de vaakst uitgevoerde medische ingreep. 

Elke tik wordt een abortus uitgevoerd.

De teller is begonnen op 1 januari en
gaat uit van 46 miljoen abortussen per jaar.

Wereldwijd worden dagelijks gemiddeld 115.000 ongeboren kindjes gedood, dat is jaarlijks 42 miljoen (stand 2003)[2]. In 1995 bedroeg het aantal abortussen nog bijna 46 miljoen. Eén op de vijf zwangerschappen in de wereld eindigt in een abortus. Op elke duizend vrouwen in de leeftijd van 15 tot 44 jaar hebben 29 vrouwen een abortus (stand 2003). De meeste abortussen vinden plaatsen in ontwikkelingslanden: 35 miljoen per jaar, dat is vijf maal zoveel als in de  ontwikkelde landen, waar jaarlijks 7 miljoen abortussen voorkomen (stand 2003). 

In het westerse land Canada is abortus toegestaan tijdens alle 9 maanden van de zwangerschap (anno 2013).