Abraham en Ebla
Abraham en Ebla
Ebla
Waar nu Tell Mardikh ligt, 50 km. zuidwestelijk van Aleppo, liggen de restanten van de oeroude stad Ebla. De naam ‘Ebla’ betekent mogelijk ‘Witte Rots’. De opgraving van de stad Ebla is van archeologisch belang, vanwege de vele kleitabletten en woordenlijsten, waardoor inzicht is verkregen in de Eblaïtische taal. De opgraving begon in 1964 onder leiding van de Italiaan Paolo Matthiae van de universiteit ‘La Sapienza’ te Rome. Uit de opgraving is gebleken, dat Ebla een van de oudste koninkrijken van Syrië en een belangrijk centrum van macht is geweest naast Egypte en Mesopotamië.
Geschiedenis van de stad Ebla (zo men algemeen daarover denkt, inclusief de genoemde jaartallen)
3500-3000 Mardikh I
Ebla begon als een kleine nederzetting in het vroegbrons, maar werd wel een belangrijk handelscentrum voor met name wol.
Ebla I Eerste Rijk
3000-2300 Mardikh II
3000-2400 Mardikh IIA ‘vroege periode’
Wikipedia geeft een lange reeks namen van in die periode regerende vorsten. Over deze periode is weinig bekend. Men kende overleveringen met betrekking tot de schepping en de zondvloed. Aan het eind van deze periode ontstond een langdurende strijd tussen Ebla en Mari. Uiteindelijk veroverde koning Sa’umu van Mari vele steden van Ebla. De geschiedenis van Ebla en Mari wordt gekenmerkt door hun onderlinge heftige concurrentiestrijd. Uit opgravingen te Mari is gebleken dat Mari contact onderhield met de steden Peleg, Serug en Nahor. Zij hebben geleefd in de periode na de verdeling der aarde. 9)
Er was kontakt met het Egypte van farao Khafra (Chephren) van de 4e dynastie (Chephren 2572/2522-2546/2496)
Enkele van de laatst regerende vorsten in deze periode waren achtereenvolgens:
Kun-Damu
Adub-Damu - Hij regeerde kort.
Koning Kun-Damu van Ebla versloeg (ca 2450) de concurrent Mari. Na Kun-Damu verloor Ebla echter weer de concurrentie met Mari. Koning Iblul II van Mari neemt dan vele steden in van Ebla.
2400-2290 Mardikh IIB1 ‘de archiefperiode’
In de jaren 1974 en 1975 ontdekte men een paleisarchief, bestaande uit duizenden kleitabletten uit een periode van ongeveer 2400-2000. Deze vondst maakte de opgraving van Ebla archeologisch zeer belangrijk. Prof. Giovanni Pettinato heeft als eerste de tabletten kunnen ontcijferen. Het Eblaïtisch bleek een Semitische taal te zijn. Naast het Eblaïtisch werd vooral het Sumerisch als gangbare taal gebruikt. Het Eblaïtisch kende namen als: a-da-mu (Adam, Adama); h’á-wa (Eva); Abarama (Abraham), Jabal; Tudia of Tudya (Tideal?)
Regerende vorsten waren o.a.:
Igrish-Halam - Hij regeerde 12 jaar.
Irkab-Damu - Hij regeerde 11 jaar.
Isar-Damu - Hij regeerde 35 jaar.
Ir’ak-Damu - Hij was een prins die kort regeerde.
De archieven beginnen tijdens de regering van Igrish-Halam. Koning Irkab-Damu herovert ca 2340 de vroegere steden van Ebla. Dit was een periode van welvaart. Er was contact met het Egypte van farao Pepi I van de 6e dynastie (Pepi I 2335/2285-2285/2235).
Men heeft ook wel een zekere Ibrium genoemd als koning van Ebla. Ibrium (Abram) was echter geen koning van Ebla, maar wel een machtig persoon. Men denkt dat hij vizier was van Irkab-Damu. Ibrium sloot een verdrag met (volgens de Assyrische koningslijst) de eerste koning van Assur, Tudia. Dat was in een tijd dat ‘de koningen van Assur nog in tenten woonden’. Ebla was zowel politiek als militair dominant. De opvolger van Irkab-Damu, Isar-Damu, continueerde de macht. Hij werd bijgestaan door Ibbi-Sipish, vizier. Hij zou een zoon van Ibrium zijn geweest.
Aan het eind van deze periode krijgen vele namen de uitgang Jah of Jahu (JHWH of Jahweh) in plaats van de gangbare uitgang 'El'. Anderen denken dat met Jah de Akkadische godheid Ea wordt bedoeld.
In 2290 vond ‘the first destruction’ plaats, na de dood van Isar-Damu. Bij deze vernietiging is 'Paleis G' verwoest. De oorzaak van deze vernietiging roept bij de deskundigen allerlei vragen op. Mogelijk is de oorzaak een belegering van Ebla door Eannatum van Lagash, of van Lugalzagesi van Umma. Ook kan de oorzaak een natuurlijke catastrofe zijn geweest.
Ebla II Tweede Rijk
2290-2000 Mardikh IIB2
Ebla II ligt duidelijk in het verlengde van Mardikh IIB1.
Sargon I van Akkad (Agade) en Naram-Sin veroveren gebieden op Ebla. Gudea van Lagish leefde in deze periode. Hij vraagt om cederhout. Er zijn ook teksten bekend uit het 7e jaar van Amar-Sin (Ur III). Er is voorts weinig bekend over deze periode door gebrek aan schriftelijke overleveringen.
Deze periode zal eindigen met een ‘tweede’ verwoesting door vuur. De verwoesting had plaats tussen 2050 en 1950 BC, dus ca 2000 BC.
Ebla III Derde Rijk
2000-1800 Mardikh IIIA
Ebla wordt beheerst door Amorieten. Bekend vorst van Ebla was Ibbit-Lim, de eerste Amoritische koning. Zijn naam wordt genoemd op een votiefbeeld van de godin Ishtar. Zijn vader, Igrish-Heba, was mogelijk geen vorst.
1800-1600 Mardikh IIIB
Waarschijnlijk was Ebla vazal of afhankelijk bondgenoot van Yamhad (Aleppo). Koning Immeya van Ebla ontving giften van farao Hotepibre. De naam Hotepibre is de troonnaam van farao Amenemhet I (12de dyn.) geweest en van een farao uit de 13de dyn. Mogelijk was deze laatste heerser van Aziatische afkomst. Ca. 1600 heeft Hattusili I (Hittiet) of zijn kleinzoon en opvolger Mursili I zowel Ebla als Aleppo vernietigd. Tijdgenoot van deze periode was mogelijk Hammurabi. Ook deze periode zal eindigen met een definitieve destructie, 'occured in the great upheavals'
Alles overziend, is men algemeen van mening dat Ebla een geschiedenis kent die een periode beslaat van 1400 jaar, namelijk van ca 3000-1600 voor Christus.
Ebla en de Bijbelse tijdlijn (de vetgedrukte jaartallen, hier verder genoemd, zijn overeenkomstig de door ons gehanteerde Bijbelse chronologie)
Opvallend is de naam van Ebrium, Eburu of Ibrium. Sommigen hebben in de naam Eburu, naast Abram, ook de naam Heber gelezen. Heber leefde tijdens de verdeling der aarde, toen Peleg werd geboren, Men heeft gedacht dat Ebrium de laatste koning op één na was en dat Ibbi-Sipish zijn zoon en opvolger was. Van die gedachte is men klaarblijkelijk afgestapt. Het wil wel zeggen, dat Ebrium voor Ebla een belangrijk personage was. Hij sloot zelfs een verdrag met Tudya van Assyrië. De naam 'Kedorlaomer' is samengesteld uit twee Elamitische namen. De naam 'Amrafel' is Amoritisch van oorsprong. De naam 'Arioch' is Hurritisch. 'Tidal' is de Hebreeuwse vorm van de Hittitische naam 'Tudhalias'. 7) 1) 2) 3) 8)
De informatie over Ebla roept de neiging op om een vergelijking te maken met de geschiedenissen van de aartsvaders, beschreven in het ons bekende Oude Testament. Logisch, vooral doordat namen van personen en plaatsen duidelijk overeenkomen. Dit maakt deze opgraving voor gelovigen uiterst interessant. De relatie tussen Ebla en de aartsvaders is onmiskenbaar aanwezig. Vanwege de duidelijke relatie met de Bijbel zijn archeologen beducht voor al te snelle conclusies. Vanuit hun standpunt bezien, misschien ook wel terecht. In ieder geval leverde de vraag naar de relatie tussen Ebla en de Bijbelse chronologie ernstige tweespalt op tussen de deskundigen. De hiervoor genoemde taalgeleerde Pattinato zag een duidelijk verband met de Bijbel. De archeologen Matthiae en zijn opvolger Alfonso Archi, beiden verbonden aan een universiteit te Rome ontkenden iedere toespeling op de Bijbel (1979). Tijdens hun rondreis door de V.S. (1983) ontkenden zij iedere relatie met steden, gelegen in Kanaän. Het mag echter ook niet zo zijn dat er een situatie gaat ontstaan waarin ieder mag speculeren over de geschiedkundige context, maar niet wetenschappelijk bezig zou zijn, wanneer een relatie met de Bijbel wordt gelegd. Verwijzend ook naar de artikelen op Christipedia over ‘chronologie’ durven we echter enkele uitspraken te doen.
Ebla I De geschiedenis van de steden Ebla en Mari strekt zich uit over de periode van Peleg (2659) tot de uittocht (1472). Dit is een lange periode van ongeveer 1200 jaar. Over deze periode is weinig bekend. Belangrijk is wel het gegeven dat het Eerste Rijk van Ebla eindigde met een vernietiging van Ebla. Men neemt algemeen aan dat dit geschiedde in 2290 voor Christus. Omdat na de vernietiging Sargon van Akkad de grondlegger werd van de dynastie van Akkad, moeten we overeenkomstig de Bijbelse tijdlijn niet uitsluiten dat de ondergang van Ebla I mogelijk ook iets te maken heeft met de verwoesting van Sodom en Gomorra en de daaraan voorafgaande oorlogen met Kedor-Laomer (Lugal-zagesi?) en zijn bondgenoten (1856). Deze gebeurtenissen markeren tegelijk het einde van de vroegdynastieke periode III van Mesopotamië. Het was een tijdperk waarin de nakomelingen van Noach nog niet allen een vaste woonplaats hadden. Met meer of minder succes konden gemeenschappen ontstaan, die zich min of meer in stedelijke vorm konden handhaven. De steden Ebla, Mari en Ur lagen aan een handelsroute en hadden bij tijden gezag over hun omgeving. De route werd uiteraard gebruikt door trekkende handelslieden, waaronder een groot aantal Amorieten. Ze dienden de godheden Amurru en Asherah (of ook wel El genoemd). Het waren nakomelingen van Kanaän, maar spraken een Semitische taal.
Ebla II Uit het voorgaande kan de conclusie getrokken worden dat Ebla II de periode moet zijn waarin de ons bekende aartsvaders Abraham, Izak en Jakob leefden. Ze bevonden zich in het hun door God toegezegde land Kanaän. Sargon I beweerde dat hij Lugalzagezi (Kedor-Laomer?) had verslagen. In ieder geval annexeerde hij het rijk van Lugalzagezi en stichtte de eerste dynastie van Akkad. Sargon was een Semiet uit het oosten van Mesopotamië. Daar woonde de oostelijke tak van de Semieten. De westelijke tak zou dan het gebied van Padan Aram (in Syrië) als woongebied hebben, het thuisland van Abraham. In het westen gingen de Amorieten uiteindelijk een belangrijk deel van de bevolking uitmaken. De Babyloniërs gingen later allen die in het westen woonden 'Amorieten' noemen, inclusief de Arameeërs uit Padan Aram. Het rijk en de macht van Sargon werd groot, zeer groot, zeker voor de begrippen van die tijd. Over de volle lengte van zijn rijk, richting het westen naar de Middellandse Zee, lag de eerder genoemde handelsroute waaraan de steden Mari en Ebla lagen. Zuidelijk daarvan woonden in Kanaän de aartsvaders. 'Roem' garandeert echter nog geen zekerheid. Toen Akkad op zijn machtigst was, werd het later tijdens het bewind van Naram-Sin overvallen door de Gutiërs, een bergvolk uit het noorden. Dat de onderlinge machtsverhoudingen zich kenmerkten door instabiliteit blijkt daaruit dat de Gutiërs weer het veld moesten ruimen voor de opkomende macht van Ur. Ook aan de roemrijke dynastie van Ur kwam tijdens het koningschap van Ibbi-Sin een eind aan de zo geroemde 'Soemerische Ranaissance'. De ondergang van Ur zou zijn veroorzaakt door een onbetrouwbare generaal, op wie de koning niet meer kon vertrouwen.
Dat Mesopotamië daarna lange tijd in verval geraakte, kan ook een andere oorzaak hebben gehad. Het moet niet verbazen dat de overgang van Ebla II naar Ebla III werd vooroorzaakt door hevige aardbevingen, waarvan het epicentrum op Kreta lag. Er brak (ca 1667) bovendien een droogteperiode aan van ongeveer gedurende zeven jaar. In Kreta zou daarna de nieuw-Paleis Tijd (MMIII en LMI) aanbreken. In Egypte werd Jozef onderkoning tijdens het bewind van Mentuhotep II (of III?) van de 11e dynastie. De toenemende macht van de farao werd de opmaat voor een sterk gecentraliseerde macht onder de farao's van de 12e dynastie (het 'Middenrijk' van Egypte).
Ebla III Ebla 3 beslaat de periode van de 12e dynastie van Egypte. Deze dynastie heeft van Egypte een machtig land gemaakt. Mesopotamië daarentegen was verdroogd, verbrand, verwoest, geplunderd en zal geruime tijd als onbelangrijk gebied bekend staan. Totdat Babel tijdens de 1e dynastie van Babylon het centrum van macht ging worden. Beroemd vorst werd Hammurabi (1600). Aan beide kanten van de Jordaan vestigde zich in het bergland van Juda en het overjordaanse een omvangrijke bevolkingsgroep van Amorieten. Hun hoofdstad werd Hesbon. Ebla werd aanvankelijk eveneens beheerst door Amorieten. Amoritisch vorst daar was o.a. Ibbit-Lim. Daarna namen Syrische vorsten uit Aleppo in Ebla de macht over. De Hittieten Hattusili I en Mursili I namen vervolgens Aleppo in, maar kort daarop werd Egypte getroffen door een serie catastrofen. De plagen (Ex.7t/m13) die Egypte troffen kort voor de uittocht (1432) maakten een eind aan het middenrijk, van de 12e dynastie. Het was een Goddelijk oordeel over een farao die weigerde de HEERE te gehoorzamen. De plagen hadden ook voor de naburige landen verstrekkende gevolgen. Grote maatschappelijke onrust werd het gevolg. Bevolkingen geraakten op drift, op de vlucht voor elkaar, of ondernamen plundertochten. Het volk van Israël trok naar Kanaän. Zij kwamen de Hyksos-Amalekieten tegen in de woestijn. De Kanaänieten en de Amorieten (Richt.11:19-21) werden bedreigd door de Israëlieten. Babel werd geplunderd en ingenomen door de Kassieten.
Er van uit gaande dat Abram in 1955 voor Christus geboren is, laat de Bijbelse chronologie ons onderstaand beeld zien:
1960 Begin 6e dynastie van Egypte met farao Teti.
1955 Abram geboren.
1902 Goddelijke openbaring aan Abram te Ur.
1901 Terah met de zijnen te Haran.
1886 Kedor Laomer (Lugalzagesi) van Umma onderwerpt Sodom en Gomorra.
1880 Terah overleden. Abram en Lot vertrekken uit Haran. (Gen. 12:4)
1879 Abram en Lot in Egypte. Pepi I farao?
1872 Kedor Laomer met zijn bondgenoten Amrafel, Arioch en Tideal verslagen. (Gen. 14:5) Sargon sticht daarna de dynastie van Akkad.
Einde vroegdynastieke periode in Mesopotamië
1869 Ismaël geboren. (Gen. 16:16)
1856 Verwoesting van Sodom en Gomorra
1795 Jakob en Ezau geboren. Naram-Sin koning over Akkad
1675 Amar-Sin koning tijdens Ur III. Jozef voor farao (Mentuhotep II?)
1667 Kreta wordt getroffen door hevige aardbevingen. Kreta begint aan zijn nieuw Paleis Tijd (MMIII en LM I). Het Midden-Oosten lijdt onder een zeven jaar durende droogte.
1651 Begin middenrijk van Egypte met de 12de dynastie onder farao Amenemhat I (troonnaam Hotepibre)
1600 Hammurabi koning te Babylon
Na Hammurabi verzwakt de dynastie van Babylon I
1552 Mozes geboren
1472 Uittocht
Vanwege de heftige gebeurtenissen tijdens de uittocht ontstaat in het Midden-Oosten een grote sociale onrust. De Hyksos-Amalekieten met hun bondgenoten (o.a. de Kassieten) verwerven tot in Egypte plunderend en rovend een dominante rol (Exodus 17:8-16).
1432 Intocht
1420 Veldslag in het dal van Ajalon. De zon en de maan staan stil.
1374 De Kassiet Kadashman-Enlil sticht een eigen dynastie te Babylon. In Egypte is een eind aan het middenrijk gekomen en nemen de Hyksos de macht over. De 13de dynastie blijft (als vazal?) daarnaast invloed uitoefenen. Een van hun farao's was Hotepibre.
Bronnen:
1) Wikipedia.org/wiki/Ebla
2) www.britannica.com
3) Kim Ryholt – Lijst van farao's van de 13de dynastie
4) www.icr.org/article/ebla-its-impact-bible-records/ Artikel van de hand van Clifford Wilson.
5) christipedia/artikelen/chronologie
6) Willem de Visser, Bijbelse chronologie en wereldgeschiedenis (Zoetermeer 2016)
7) William Sanford LaSor e.a., Old Testament Survey ( the message, form, and background of the Old Testament) (Grand Rapids/Michigan 1987)
8) Magnus Magnusson, Graven in bijbelse bodem, de archeologie van de landen van de bijbel (Baarn 1978)
9) Dr. Howard F. Vos, Genesis en Archeologie (Baarn 1986)
10) G. Ernest Wright, De Bijbel ontdekt in aarde en steen (Baarn 1960)