Achimelech heten twee personen in de Bijbel: een hogepriester, vermoord op bevel van koning Saul, en een Hittitisch krijger onder David.

De naam betekent "mijn broeder is koning" of "broeder van Melech"[1] en komt 17x in de Bijbel voor. Het Strongnummer is 0288.

Achimelech in de geslachtslijst van de hogepriester Aäron. In deze stamboom zijn Achimelech en Ahia onderscheiden personen, maar wellicht zijn zij identiek.

De hogepriester Achimelech

Deze, ook Ahimelech en Abimelech (1 Kron. 24:3) genoemd, was een zoon van Ahitub en hogepriester ten tijde van Saul. Hij is wellicht dezelfde als Ahía of Achia, zoon van Ahitub, genoemd in 1 Sam. 14: 3. Indien dit zo is, bevond hij zich eerst bij de tabernakel te Silo, later te Nob. Hier gaf hij, geen kwaad vermoedend, aan David, die hij als geheime bode van de koning beschouwde, toonbroden en het zwaard van Goliath. Uit argwaan liet Saul hem om deze reden met geheel zijn geslacht, 85 mannen in getal, door Doëg ter dood brengen. Alleen Abjathar ontkwam en werd hogepriester in de plaats van zijn vader.

De Hethiet Achimelect

Achimelech is ook de naam van een Hethíet, volgeling van David op diens tochten.

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Gosen' is op 25 april 2014 verwerkt.

Voetnoot

  1. Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.