Altaar: verschil tussen versies

1.340 bytes toegevoegd ,  6 jaar geleden
k
Geen bewerkingssamenvatting
 
(9 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
[[Bestand:Brandofferaltaar.gif|left|thumb|341x341px]]|
Een '''altaar''' is een offerplaats, een plaats waar geofferd wordt. Het woord ‘altaar’ betekent oorspronkelijk en letterlijk ‘hoge offerplaats’ (van Lat. ''altus'' = hoog en ''ara'' = offerplaats). In de Bijbel is het altaar in de dienst aan God een verhoging waarop een offer aan God wordt aangeboden. Het altaar is de plaats waar de mens tot God nadert, in het bewustzijn dat hijzelf een gevallen schepsel is en dat hij alleen tot God kan komen op grond van de welgevalligheid van het offer. Het altaar is de plaats waar de verzoening geschiedt. Het altaar is ook het centrum van de eredienst. Het altaar heiiligt de gave die erop gebracht wordt. Ook in de dienst aan afgoden worden altaren gebruikt.
Brandofferaltaar
]]
Een '''altaar''' is een verhoging, een bouwsel waarop aan God of een afgod geofferd wordt.
 
'''Woord.''' Het woord ‘altaar’ betekent oorspronkelijk en letterlijk ‘hoge offerplaats’ (van Lat. ''altus'' = hoog en ''ara'' = offerplaats).
 
Een '''altaar''' is een offerplaats, een plaats waar geofferd wordt. Het woord ‘altaar’ betekent oorspronkelijk en letterlijk ‘hoge offerplaats’ (van Lat. ''altus'' = hoog en ''ara'' = offerplaats). In de Bijbel is het altaar in de dienst aan God een verhoging waarop een offer aan God wordt aangeboden. Het altaar is de plaats waar de mens tot God nadert, in het bewustzijn dat hijzelf een gevallen schepsel is en dat hij alleen tot God kan komen op grond van de welgevalligheid van het offer. Het altaar is de plaats waar de verzoening geschiedt. Het altaar is ook het centrum van de eredienst. Het altaar heiiligtheiligt de gave die erop gebracht wordt. Ook in de dienst aan afgoden worden altaren gebruikt.
 
__TOC__
 
'''Opdracht.''' De eerste keer dat God de '''opdracht''' geeft om een altaar te bouwen is aan Jacob:<blockquote>''Genesis 35:1 Daarna zei God tegen Jakob: Sta op, ga naar Bethel en ga daar wonen en maak daar een altaar voor de God Die aan u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broer Ezau.'' (HSV)</blockquote>De tweede keer is wanneer God tot het volk Israël gesproken heeft van de hemel, van de berg Sinaï (Ex. 20:24). 
[[Bestand:Brandofferaltaar.gif|left|thumb|341x341px]]
 
De eerste keer dat God de '''opdracht''' geeft om een altaar te bouwen is aan Jacob:<blockquote>''Genesis 35:1 Daarna zei God tegen Jakob: Sta op, ga naar Bethel en ga daar wonen en maak daar een altaar voor de God Die aan u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broer Ezau.'' (HSV)</blockquote>De tweede keer is wanneer God tot het volk Israël gesproken heeft van de hemel, van de berg Sinaï (Ex. 20:24). 
De tweede keer is wanneer God tot het volk Israël gesproken heeft van de hemel, van de berg Sinaï (Ex. 20:24). 
 
De '''bouwstofBouwstof.''' De bouwstof van een altaar kan verschillend zijn. Nadat God van de hemel tot het volk gesproken heeft, verbiedt Hij het volk godenbeelden te maken en beveelt hij het een altaar van aarde te maken (Ex. 20:24). Hij laat ook een stenen altaar toe, maar verbindt er een voorwaarde aan (Ex. 20:25). De altaren in de latere tabernakel zijn van ander materiaal. <blockquote>''Exodus 20:24 U moet voor Mij een altaar van aarde maken en daarop uw brandoffers en uw dankoffers, uw kleinvee en uw runderen offeren. Op elke plaats waar Ik Mijn Naam zal laten gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen. Exodus 20:25 Maar als u voor Mij een stenen altaar maakt, mag u dit niet bouwen van gehouwen [stenen], want als u ze met uw houweel bewerkt, ontheiligt u ze.'' (HSV)</blockquote>'''Plaats.''' Het altaar van God kan niet worden geplaatst waar wij dat maar willen; dat kan alleen op de '''plaats''' die God heeft verkoren.
 
'''Vorm.''' Een altaar is een verhoging in de '''vorm''' van een tafel, waarop aan God (of een afgod) offers werden gebracht. Een altaar kan bestaan uit een opeenstapeling van stenen, gewoonlijk vierkant van vorm, waarop de offeranden verbrand werden. Een altaar kan ook een hoop aarde zijn, een rotsblok of een voorwerp van bewerkte steen of metaal in een heiligdom. God beval dat het altaar van de Israëlieten gemaakt zou worden van ongehouwen steenen en zonder treden. Het brandofferaltaar in de Tabernakel was vierkant van vorm, vervaardigd uit accaciahout en overtrokken met koper. 
De '''bouwstof''' van een altaar kan verschillend zijn. Nadat God van de hemel tot het volk gesproken heeft, verbiedt Hij het volk godenbeelden te maken en beveelt hij het een altaar van aarde te maken (Ex. 20:24). Hij laat ook een stenen altaar toe, maar verbindt er een voorwaarde aan (Ex. 20:25). De altaren in de latere tabernakel zijn van ander materiaal. <blockquote>''Exodus 20:24 U moet voor Mij een altaar van aarde maken en daarop uw brandoffers en uw dankoffers, uw kleinvee en uw runderen offeren. Op elke plaats waar Ik Mijn Naam zal laten gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen. Exodus 20:25 Maar als u voor Mij een stenen altaar maakt, mag u dit niet bouwen van gehouwen [stenen], want als u ze met uw houweel bewerkt, ontheiligt u ze.'' (HSV)</blockquote>Het altaar van God kan niet worden geplaatst waar wij dat maar willen; dat kan alleen op de '''plaats''' die God heeft verkoren.
 
'''Brandstof.''' Om het altaar brandende te houden was veel hout nodig. De Israëlieten ten tijde van stadhouder Nehemia troffen een regeling voor de aanvoer van het hout.  <blockquote>''Ne 10:34 Wij, de priesters, de Levieten en het volk, hebben het lot geworpen over het offer van het hout, om dat naar het huis van onze God te brengen, ingedeeld naar onze families, op vastgestelde tijden, jaar op jaar, om dat te verbranden op het altaar van de HEERE onze God, overeenkomstig wat in de wet beschreven staat. (HSV)''</blockquote>'''Eerste altaar; Noach.''' Het ''eerste'' altaar dat in de Schrift uitdrukkelijk wordt vermeld, is dat van Noach. Hij bouwde zijn altaar na het verlaten van de ark op een gereinigde aarde en offerde daarop brandoffers van elk rein dier en rein gevogelte (Gen. 8:20) tot een liefelijke reuk voor God. Het eerste altaar in de Bijbel is een ''brandofferaltaar.'' Een brandoffer is een offer dat in z’n geheel aan God werd aangeboden en waarvan de liefelijke geur tot God opsteeg. 
Een altaar is een verhoging in de '''vorm''' van een tafel, waarop aan God (of een afgod) offers werden gebracht. Een altaar kan bestaan uit een opeenstapeling van stenen, gewoonlijk vierkant van vorm, waarop de offeranden verbrand werden. Een altaar kan ook een hoop aarde zijn, een rotsblok of een voorwerp van bewerkte steen of metaal in een heiligdom. God beval dat het altaar van de Israëlieten gemaakt zou worden van ongehouwen steenen en zonder treden. Het brandofferaltaar in de Tabernakel was vierkant van vorm, vervaardigd uit accaciahout en overtrokken met koper. 
 
'''Plaats van nadering tot God'''. Abraham, Izaäk en Jakob bouwden ook altaren voor de Heer (zie hierna). Vermoedelijk waren ze gebouwd uit steen of aarde. Opmerkelijk is dat we zelden lezen over het brengen van offers door hen. Soms wordt eenvoudig gezegd dat ze een altaar voor de Heer bouwden, en op andere momenten bouwden ze een altaar en riepen de naam van [[Jhwh]] aan. De altaren lijken te zijn opgericht als plaatsen waar zij tot God naderden, een toenadering op de grondslag van het offer.
Het ''eerste'' altaar dat in de Schrift uitdrukkelijk wordt vermeld, is dat van '''Noach'''. Hij bouwde zijn altaar op een gereinigde aarde en offerde daarop brandoffers tot een liefelijke reuk voor God (Genesis 8). Het eerste altaar in de Bijbel is een ''brandofferaltaar.'' Een brandoffer is een offer dat in z’n geheel aan God werd aangeboden en waarvan de liefelijke geur tot God opsteeg.
 
'''Abraham.''' Na Noach vinden we '''Abraham''' als altaarbouwer, achtereenvolgens bij Sichem, Bethel, Hebron en op de berg Moria (Genesis 12, 13 en 22). Het altaar dat Abraham op de berg Moria, de plaats door God hem gewezen, bouwde, was een brandofferaltaar. De ram die Abraham offerde in plaats van zijn zoon werd ook een brandoffer genoemd.
 
Abrahams zoon, '''Isaak.''' Abrahams zoon, Isaak, bouwde een altaar bij Berseba (Genesis 26).
 
'''Jakob.''' Als laatste altaarbouwer in het boek Genesis vinden wij de aartsvader '''Jakob''', die twee altaren bouwde: bij Sichem en bij Bethel (Genesis 33 en 35). Het ene bij Sichem noemde hij El-Elohe-Israël (de God van Israël is God), het andere El-Beth-El (de God van het huis van God). Jakob bouwde eerst een altaar bij Sichem, maar God wilde een altaar te Bethel hebben (zie Genesis 35:1). Dat was de plaats waar Hij aan Jakob was verschenen en waar Hij gediend wilde worden.
 
De naam van het eerste altaar, "de God van Israel is God", betekent zoveel als: Mijn God is God. Dat is een beetje een egocentrische belijdenis. In de tweede naam komt tot uitdrukking dat God op een veel betere wijze wordt gekend: namelijk als de God die men ontmoet in Gods eigen huis (vgl. Genesis 33:20 met 35:7). Zeker had Jakob alle reden om te danken voor Gods bewaring en voor alle zegeningen waarmee Hij hem had overladen. Dit eerste altaar was ter ere van de God, die zoveel voor hém had gedaan. Maar daarbij stond Jakob zelf dus in het middelpunt.
[[Bestand:Reukofferaltaar met hogepriester.jpg|thumb|480x480px]]|
Reuk(offer)altaar
]]
Toen Jacob, zeker 30 jaar na zijn vlucht voor Ezau, terugkeerde bij het beginpunt van zijn reis, was het eerste wat hij deed het bouwen van een altaar. Op deze plaats van eredienst bracht hij God de dank die hij Hem verschuldigd was. Toen hij op reis ging, had hij God beloofd dat hij Hem op die plaats zou eren (Genesis 28:22). En nu was hij zover dat hij die belofte kon inlossen. Er was veel gebeurd in die tijd en het had God ook veel moeite gekost om Jakob terug te brengen naar Bethel.  Hier richtte Jakob overeenkomstig Gods bevel een altaar op, op de plaats waar God aan hem was verschenen toen hij vluchtte voor zijn broeder Ezau. Het was een altaar ter ere van die God, zei Jakob, ‘die mij geantwoord heeft ten dage mijner benauwdheid, en die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben’ (Genesis 35:3). Het tweede altaar noemde hij El-Beth-El (de God van het huis van God) en richtte daarmee zijn aandacht niet meer op zichzelf, maar op de heerlijkheid van de God van het huis van God<ref>Aldus Hugo Bouter, ''Bethel; huis van Jakobs God.'' Apeldoorn: Medema, zonder jaar.</ref>.
 
Regel 66 ⟶ 78:
 
== Afgodische altaren ==
Ook de heidenen hadden altaren, waarop ze aan hun [[goden]] offerden. De dienaars van de afgod Baäl bouwden hun altaren op de toppen van bergen, vandaar dat altaren op de "hoogten" een gruwel waren voor de Heer. 
 
== Meer informatie ==
[[Offer]] | [[Offer van Christus]]
 
== Bronnen ==
* Voor dit artikel is, onder toestemming, in 2009 tekst gebruikt van Hugo Bouter, ''Bethel; huis van Jakobs God.'' Apeldoorn: Medema, zonder jaar. Digitale versie op: [http://www.oudesporen.nl/list-pub-bodb.php OudeSporen.nl].<br>Ook is in 2011 tekst gebruikt uit: ''Bijbelsch Handboek en Concordantie''. Rotterdam: J.M. Bredée, ca. 1892.
* ''Bijbelsch Handboek en Concordantie''. Rotterdam: J.M. Bredée, ca. 1892. Enige tekst hieruit verwerkt.
* ''A New and Concise Bible Dictionary'' (George Morris, 1899) s.v. Altar. Enige tekst hieruit is verwerkt.
 
== Voetnoot ==
1. ↑ Aldus Hugo Bouter, ''Bethel; huis van Jakobs God.'' Apeldoorn: Medema, zonder jaar.