Altaar: verschil tussen versies

614 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
 
[[Bestand:Brandofferaltaar.gif|left|thumb|341x341px]]
'''Opdracht.''' De eerste keer dat God de '''opdracht''' geeft om een altaar te bouwen is aan Jacob:<blockquote>''Genesis 35:1 Daarna zei God tegen Jakob: Sta op, ga naar Bethel en ga daar wonen en maak daar een altaar voor de God Die aan u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broer Ezau.'' (HSV)</blockquote>De tweede keer is wanneer God tot het volk Israël gesproken heeft van de hemel, van de berg Sinaï (Ex. 20:24). 
 
De '''bouwstofBouwstof.''' De bouwstof van een altaar kan verschillend zijn. Nadat God van de hemel tot het volk gesproken heeft, verbiedt Hij het volk godenbeelden te maken en beveelt hij het een altaar van aarde te maken (Ex. 20:24). Hij laat ook een stenen altaar toe, maar verbindt er een voorwaarde aan (Ex. 20:25). De altaren in de latere tabernakel zijn van ander materiaal. <blockquote>''Exodus 20:24 U moet voor Mij een altaar van aarde maken en daarop uw brandoffers en uw dankoffers, uw kleinvee en uw runderen offeren. Op elke plaats waar Ik Mijn Naam zal laten gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen. Exodus 20:25 Maar als u voor Mij een stenen altaar maakt, mag u dit niet bouwen van gehouwen [stenen], want als u ze met uw houweel bewerkt, ontheiligt u ze.'' (HSV)</blockquote>'''Plaats.''' Het altaar van God kan niet worden geplaatst waar wij dat maar willen; dat kan alleen op de '''plaats''' die God heeft verkoren.
 
'''Vorm.''' Een altaar is een verhoging in de '''vorm''' van een tafel, waarop aan God (of een afgod) offers werden gebracht. Een altaar kan bestaan uit een opeenstapeling van stenen, gewoonlijk vierkant van vorm, waarop de offeranden verbrand werden. Een altaar kan ook een hoop aarde zijn, een rotsblok of een voorwerp van bewerkte steen of metaal in een heiligdom. God beval dat het altaar van de Israëlieten gemaakt zou worden van ongehouwen steenen en zonder treden. Het brandofferaltaar in de Tabernakel was vierkant van vorm, vervaardigd uit accaciahout en overtrokken met koper. 
 
'''Brandstof.''' Om het altaar brandende te houden was veel hout nodig. De Israëlieten ten tijde van stadhouder Nehemia troffen een regeling voor de aanvoer van het hout.  <blockquote>''Ne 10:34 Wij, de priesters, de Levieten en het volk, hebben het lot geworpen over het offer van het hout, om dat naar het huis van onze God te brengen, ingedeeld naar onze families, op vastgestelde tijden, jaar op jaar, om dat te verbranden op het altaar van de HEERE onze God, overeenkomstig wat in de wet beschreven staat. (HSV)''</blockquote>'''Eerste altaar; Noach.''' Het ''eerste'' altaar dat in de Schrift uitdrukkelijk wordt vermeld, is dat van '''Noach'''. Hij bouwde zijn altaar op een gereinigde aarde en offerde daarop brandoffers tot een liefelijke reuk voor God (Genesis 8). Het eerste altaar in de Bijbel is een ''brandofferaltaar.'' Een brandoffer is een offer dat in z’n geheel aan God werd aangeboden en waarvan de liefelijke geur tot God opsteeg. 
 
'''Abraham.''' Na Noach vinden we '''Abraham''' als altaarbouwer, achtereenvolgens bij Sichem, Bethel, Hebron en op de berg Moria (Genesis 12, 13 en 22). Het altaar dat Abraham op de berg Moria, de plaats door God hem gewezen, bouwde, was een brandofferaltaar. De ram die Abraham offerde in plaats van zijn zoon werd ook een brandoffer genoemd.
 
Abrahams zoon, '''Isaak.''' Abrahams zoon, Isaak, bouwde een altaar bij Berseba (Genesis 26).
 
'''Jakob.''' Als laatste altaarbouwer in het boek Genesis vinden wij de aartsvader '''Jakob''', die twee altaren bouwde: bij Sichem en bij Bethel (Genesis 33 en 35). Het ene bij Sichem noemde hij El-Elohe-Israël (de God van Israël is God), het andere El-Beth-El (de God van het huis van God). Jakob bouwde eerst een altaar bij Sichem, maar God wilde een altaar te Bethel hebben (zie Genesis 35:1). Dat was de plaats waar Hij aan Jakob was verschenen en waar Hij gediend wilde worden.
 
De naam van het eerste altaar, "de God van Israel is God", betekent zoveel als: Mijn God is God. Dat is een beetje een egocentrische belijdenis. In de tweede naam komt tot uitdrukking dat God op een veel betere wijze wordt gekend: namelijk als de God die men ontmoet in Gods eigen huis (vgl. Genesis 33:20 met 35:7). Zeker had Jakob alle reden om te danken voor Gods bewaring en voor alle zegeningen waarmee Hij hem had overladen. Dit eerste altaar was ter ere van de God, die zoveel voor hém had gedaan. Maar daarbij stond Jakob zelf dus in het middelpunt.