k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Asa''' is in de Bijbel de naam van een koning van Juda en van een Leviet. Asa de koning was de zoon en opvolger van Abia. Hij was koning van Juda gedurende 41...') |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(13 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
'''Asa''' is in de [[Bijbel]] de naam van een koning van [[Juda (koninkrijk)|Juda]] en van een [[Levieten|Leviet]]. Koning Asa deed wat goed en recht was in de ogen van [[God]].
De eerstgenoemde Asa was de zoon en opvolger van koning [[Abia]] van Juda. De moeder van Asa was Maächa, een dochter van Abisalom (1 Kon. 15:10).
In een oorlog met Baësa, de koning van Israël, zocht hij tegen Gods wil hulp bij Syrië, waartegen de profeet Hanani hem te vergeefs waarschuwde. ▼
Asa werd koning over Juda in het 20e regeringsjaar van [[Jerobeam I]] (1 Kon. 15:9). Asa regeerde 41 jaren te Jeruzalem (1 Kon. 15:10), van 912-870 v. Chr.<ref>Volgens een tijdbalk van de Stichting De Oude Wereld (opgegaan in het [[Logos Instituut]]) Een datering 956 - 915 v. C. heeft P.J. Gouda Quint, ''Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling''. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866.</ref>.
Het volk eerde en beminde hem. ▼
{{Tijdbalk Israël 1000-900 v.C.}}
{{Tijdbalk Israël 900-800 v.C.}}
Hij deed wat goed en recht was in de ogen van God (2 Kron. 14:2). In zijn dagen was het land tien jaren stil, vredig (2 Kron, 14:2; 14:5-7), want God gaf hem rust (2 Kron 14:6).
Hij is gunstig bekend door zijn afkeer van de afgoderij, die in hem een ijverige bestrijder vond. Hij zette zelfs zijn moeder Maächa als koningin af, omdat zij een afgrijselijke afgod gemaakt had (1 Kon. 15:13; 2 Kron. 15:16). Hij vermaande het volk van Juda dat zij Jahweh, de God van hun vaders, zouden zoeken en Zijn wetten en geboden zouden doen (2 Kron. 14:4).
▲| style="padding: 15px;"| {{Koningshuis van David}}
Ook zorgde hij voor de versterking van het tweestammenrijk door het bouwen van vestingen en het verslaan van de Ethiopiërs (Koesjieten). Met de hulp van God, die hij aanriep, versloeg hij het machtige leger van de Koesjiet [[Zerah]] bij de stad [[Maresa]], in de laagvlakte van Juda (2 Kron. 14:9v). Het leger van Asa joeg het verslagen leger na tot [[Gerar]], en sloeg en beroofde alle steden rondom die Filistijnse stad.
In het 15e jaar van zijn regering, ca. 897 v.C., trad zijn volk in een verbond, zij zwoeren een eed dat zij God zouden zoeken (2 Kron. 15:10v).
▲
▲Het volk eerde en beminde hem.
Hij stierf in het 41e jaar van zijn regering (2 Kron. 16:13), circa 870 v.C., en werd begraven in de [[stad van David]]. Zijn zoon [[Josafat]], die zijn vrouw Azuba hem geschonken had, volgde hem als koning van Juda op.
== Bron ==
Regel 20 ⟶ 28:
== Voetnoot ==
<poem></poem>
|