Bevinding: verschil tussen versies

Geen verandering in de grootte ,  3 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 17:
Er was eens in een dorp een arme man, die Jan heette, en die zijn broodwinning had in het verkopen van spelden, van naalden, enz. Hij was een man, die geen overgroot verstand had, doch genoeg om altijd dronken te zijn, waartoe in het geheel geen verstand nodig is; maar hij had geen verstand genoeg om veel meer te doen. Zo over de straat gaande, hoorde hij eens een oude vrouw deze twee regels zingen: ''Ik ben een arm zondaar en anders niemendal, Maar Jezus, mijn Heiland, is mijn alles in al.''
 
Jan dacht dat het een straatliedje was en begon het bij zichzelf te zingen, en het behaagde God niet alleen het in zijn geheugen, maar ook in zijn hart te prenten. De man veranderde geheel en al. Hij vloekte en dronk niet meer, en iedereen die hem kende kon zien, dat er een verandering in zijn hart was ontstaan. Jan voelde op het laatst dat God hem geroepen had, en ging naar een leraar om lid van de kerk te worden. Deze zei: “Vriend Jan, wat is uw bevinding?" — “Ik heb geen bevinding, mijnheer." — "Geen bevinding, vriend Jan? dan kan ik u niet aannemen.” Daarop zei Jan: “Ik ben een arm zondaar, en anders niemendal, maar Jezus, mijn Heiland, is mijn alles in al. " — “ Kunt u mij niets meer vertellen? “ — “ Neen, mijnheer," zei hij, “dat is al wat ik weet. ” — "Ik heb er geen moeite mee om u aan te nemen, maar u moet voor de kerkeraad komen, en zij zullen u veel vragen, en ik weet niet wat u zult doen.," zei de leraar. “Ik weet het ook niet, dominee," was het antwoord van de arme man.
 
Jan werd gebracht voor de kerkeraad, en de predikant zei: "Broeder Jan, zoudt u ons uw bevinding willen zeggen?" Jan stond op en zei zeer bescheiden: "Ik ben een arm zondaar en anders niemendal, en Jezus, mijn Heiland, is mijn alles in al,“ en ging weer zitten. Een oud diaken stond op en zei: “Vriend Jan, u moet nog niet gaan zitten, uw belijdenis is onvoldoende; komaan, hebt u nooit twijfel en vrees gehad?" “Neen,“ zei Jan, “ik kan daaraan niet twijfelen, dat ik een arme zondaar ben en anders niemendal, en ik durf niet twijfelen, of Jezus mijn Heiland is, mijn alles in al, omdat Hij het heeft gezegd, en het zou niet goed wezen aan wat Hij gezegd heeft te twijfelen.“