Bijbelse geschiedenis van het Nieuwe Testament: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 138:
 
====== Van het tweede Paasfeest tot aan de Bergrede ======
Te Jeruzalem: genezing van de 38-jarige kranke in Bethesda, Joh. 5 :1-9. Vijandschap van de joden, Joh. 5 :15-18. Terug naar Galilea. Roeping van de 12 apostelen. De Bergrede, Matth. 5-7.
 
Op de eerste van de zeven sabbatten ('tweede-eerstesabbat', Luk. 6:1) na het paasfeest hebben de discipelen honger en plukken korenaren. Matth. 12:1-8, Mark. 2 : 23—28, Luk. 6:1—3.
 
Op de sabbat, in een synagoge, geneest Jezus een verschrompelde hand. De [[farizeeën]] en [[herodianen]] beraadslagen om Hem om te brengen. Matth. 12:9—14, Mark. 3 :1—6, Luk. 6: 6—11.
 
Jezus trekt zich terug naar het meer van Tiberias. Een grote volksmassa uit allerlei landstreken komt bij Hem. Hij geneest velen en drijft onreine geesten uit. Deze schreeuwen dat Hij de Zoon van God is. Mark. 3:7-12.
 
Jezus brengt op een berg de nacht door in gebed. Daarna roept hij 12 discipelen, die bij Hem moeten blijven en die hij zal uitzenden om te prediken en om demonen uit te drijven. Matth. 12: 15-21; 10 : 2-4; Mark. 3: 7—19; Luk. 6 :12—19.
 
De Bergrede, Matth. 5-7, Luk. 6:20-49.
 
====== Van de Bergrede tot het derde Paasfeest ======
In Kapernaüm terug. Genezing aldaar van de knecht van een hoofdman, Matth. 8:5-13, Luk. 7 :1—10.
In Kapernaüm terug: vele wonderen en tekenen: de storm op zee gestild, Luk. 8 :22 v.; de 70 discipelen uitgezonden en hun terugkomst, Luk. 10; de bezetene in Gadara genezen, Matth. 8 :28 v.; Jairus’ dochtertje opgewekt, Matth. 9; bezoek van de discipelen van Johannes de Doper; de steden bedreigd in welke Zijn krachten geschied waren, Matth. 11; beschuldiging van de Farizeeën, dat Hij de duivelen uitwerpt door Beëlzebul, Matth. 12 :24v.; prediking van nu af door gelijkenissen, Matth. 13; de twaalven uitgezonden, Matth. 10; de 5000 gespijzigd, Matth. 14 :13 v.; de rede in de synagoge te Kapernaüm; velen gaan
 
Op weg naar Jeruzalem. Opwekking van de zoon van een weduwe te Naïn. Luk. 7:11-17.
 
Te Galilea ontvangst van afgezonden door Johannes de Doper, Matth. 11:1-19, Luk. 7: 18-35.
 
De storm op zee gestild, Luk. 8 :22 v.
 
De 70 discipelen uitgezonden en hun terugkomst, Luk. 10
 
De bezetene in Gadara genezen, Matth. 8 :28 v.
 
Jairus’ dochtertje opgewekt, Matth. 9
 
Te Kapernaüm verwijten aan Chorazin en Bethsaïda, Matth. 11 :20-24, Luk. 10: 12-15.
 
Het zachte juk van Christus, Matth. 11:25-30, Luk. 10 : 21—24.
 
De Heer op het pinksterfeest te Jeruzalem, Joh. 5.
 
Een man te Jeruzalem, die 38 jaren ziek was, genezen, Joh. 5.
 
Opnieuw in Galilea (Van Pinkster tot de Verheerlijking, 1 jaar).
 
Na de terugkomst van het Pinksterfeest, in het huis van Simon de Farizeeër te Kapernaüm, Luk. 7: 36-50.
 
Door Galilea. Vrouwen vergezellen Jezus. Weer thuis. Luk. 8:1-3.
 
Genezing van een bezetene te Kapernaüm, die blind en stom was. Beschuldiging van de schriftgeleerden, dat Hij de duivelen uitwerpt door Beëlzebul. De zonde tegen de Heilige Geest. Matth. 12:22-37, Mark. 3:20-30, Luk. 11:14-28.
 
Prediking van nu af door gelijkenissen, Matth. 13
 
De twaalven uitgezonden, Matth. 10
 
De 5000 gespijzigd, Matth. 14 :13 v.;
 
De rede in de synagoge te Kapernaüm; velen gaan terug, de twaalf discipelen blijven, Joh. 6 :24 v.
 
====== Van het derde Paasfeest tot de verheerlijking op de berg ======