Bijbelse geschiedenis van het Nieuwe Testament: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 140:
Te Jeruzalem: genezing van de 38-jarige kranke in Bethesda, Joh. 5 :1-9. Vijandschap van de joden, Joh. 5 :15-18. Terug naar Galilea.
 
Op de eerste van de zeven sabbatten ('tweede-eerstesabbat', Luk. 6:1) na het paasfeest hebben de discipelen honger en plukken korenaren. Matth. 12:1-8, Mark. 2 : 23—28, Luk. 6:1—3.
 
Op de sabbat, in een synagoge, geneest Jezus een verschrompelde hand. De [[farizeeën]] en [[herodianen]] beraadslagen om Hem om te brengen. Matth. 12:9—14, Mark. 3 :1—6, Luk. 6: 6—11.
Regel 146:
Jezus trekt zich terug naar het meer van Tiberias. Een grote volksmassa uit allerlei landstreken komt bij Hem. Hij geneest velen en drijft onreine geesten uit. Deze schreeuwen dat Hij de Zoon van God is. Mark. 3:7-12.
 
Jezus brengt op een berg de nacht door in gebed. Daarna roept hij 12 discipelen, die bij Hem moeten blijven en die hij zal uitzenden om te prediken en om demonen uit te drijven. Matth. 12: 15-21; 10 : 2-4; Mark. 3: 7—19; Luk. 6 :12—19.
 
De Bergrede, Matth. 5-7, Luk. 6:20-49.
Regel 167:
Te Kapernaüm verwijten aan Chorazin en Bethsaïda, Matth. 11 :20-24, Luk. 10: 12-15.
 
Het zachte juk van Christus, Matth. 11:25-30, Luk. 10 : 21—24.
 
De Heer op het pinksterfeest te Jeruzalem, Joh. 5.
Regel 181:
Genezing van een bezetene te Kapernaüm, die blind en stom was. Beschuldiging van de schriftgeleerden, dat Hij de duivelen uitwerpt door Beëlzebul. De zonde tegen de Heilige Geest. Matth. 12:22-37, Mark. 3:20-30, Luk. 11:14-28.
 
De vraag om een hemelteken; het teken van Jona. Matth. 12:38-45, Luk. 11:29—36.
Prediking van nu af door gelijkenissen, Matth. 13
 
De lijfelijke en geestelijke verwanten van Jezus. Matth. 12:46-50, Mark. 3:31-35, Luk. 8:19—21.
 
Jezus leert bij het meer van Tiberias door gelijkenissen: a. de Zaaier, b. het onkruid onder de tarwe, c. het mosterdzaad, d. het zuurdesem, e. de kaars, f. de schat in de akker, g. de parel van grote waarde, h. het visnet. Van nu af leert hij door gelijkenissen. Matth. 13: 1—52, Mark. 4:1—34, Luk. 8:4—18, Luk. 13:18—21.
 
De twaalven uitgezonden, Matth. 10