Bildad: verschil tussen versies

9 bytes verwijderd ,  1 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 5:
Hij wordt gewoonlijk Bildad „de Suhiet<nowiki>''</nowiki> of „van Suah<nowiki>''</nowiki> genoemd. Juister: „de Sehuchiet<nowiki>''</nowiki> = die van Sehuach, de zoon van Ketura (Gen. 25:2) afstamt, aldus kleinzoon van [[Abraham]].
 
'''Medelijden met Job.''' Hij kwam met Jobs vrienden [[Elifaz]] en [[Zofar]] om Job te beklagen en te vertroosten (Job 2:11). De drie vrienden weenden toen zij de toestand van Job zagen. <blockquote>''Job 2:11 Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naämathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten. Job 2:12  En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel. Job 2:13  Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was. (SV)''</blockquote>'''Gesprek met Job.''' Bildad berispt Job nog harder dan [[Elifaz]] en ontwikkelt de juiste stelling: dat [[God, goden|God]] geen onrecht doet, maar trekt daaruit (Job. 8 : 4) het valse besluit, dat Jobs kinderen door eigen schuld zijn omgekomen, en dat ook Job slechts dan op nieuw geluk mag hopen wanneer hij boete doet. De bewering dat slechts goddelozen uitgeroeid worden, zoekt Bildad in 't bijzonder uit spreuken der ouden te bewijzen, en verlangt dat Job, door ze op zichzelf toe te passen zich als zondaar en huichelaar erkent.
 
'''Gesprek met Job.''' Bildad berispt Job nog harder dan [[Elifaz]] en ontwikkelt de juiste stelling: dat [[God]] geen onrecht doet, maar trekt daaruit (Job. 8 : 4) het valse besluit, dat Jobs kinderen door eigen schuld zijn omgekomen, en dat ook Job slechts dan op nieuw geluk mag hopen wanneer hij boete doet. De bewering dat slechts goddelozen uitgeroeid worden, zoekt Bildad in 't bijzonder uit spreuken der ouden te bewijzen, en verlangt dat Job, door ze op zichzelf toe te passen zich als zondaar en huichelaar erkent.
 
In het tweede gesprek (Job 18) wordt hij door Jobs woorden, waarin Bildad slechts de vertwijfeling van een met schuld beladen geweten ziet, geërgerd en ook door de woorden van zijn vrienden niet bevredigd. Hij wordt in zijn toon tegen Job nog beledigender. Hij meent dat God ter wille van Job zijn wereldorde niet zal veranderen, volgens welke de overtreder ongeluk moet treffen.