Ceder

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Cederenhout)

Ceder (Cedrus) is een geslacht van coniferen dat evenals het geslacht spar (Picea) gerekend wordt tot de plantenfamilie van de dennen (Pinaceae). De ceder is de koning van de bomen in het beloofde land Israël. Cederbomen zijn bekend vanwege het geurende en duurzame hout. Ze werden gebruikt voor de bouw van de eerste en de tweede tempel van God in Jeruzalem.

Het Hebreeuwse woord is erez; Lat. cedrus, Eng. cedar, Fr. cèdre, Du. Zedern.

De twee hoofdsoorten van de cederboom zijn de treurvormige Himalayaceder (Cedrus deodara), afkomstig uit de westelijke Himalaya, en de Libanonceder (Cedrus libani), afkomstig uit de bergen rond de Middellandse Zee en uit Turkije, Libanon tot aan Marokko. De Libanonceder heeft vier variëteiten[1].

Libanonceder in het Al Shouf Cedernatuurreservaat, Barouk, Libanon, 2005

De ceder levert met zijn wijduitgestrekte, gelijkmatige, schaduwrijke takken en op die takken rechtopstaande rode kegels een prachtig gezicht.

Ceders komen van nature voor in de westelijke Himalaya (1500-3200 m hoogte) en het Middellandse Zeegebied (1000-2200 m).

Een ceder kan tot 40-50 m hoog (soms 60 m) worden en is groenblijvend.

De planten hebben een bast die bestaat uit dikke ribbels of vierkante richels en wijduitstaande, rechte takken.

De scheuten zijn tweevormig. Lange scheuten vormen de takken en korte scheuten dragen de bladeren.

De planten zijn groenblijvend. De bladeren zijn naaldachtig en 0,8-6 cm lang. Ze staan afzonderlijk geplaatst in een open spiraal aan lange twijgen of in dicht opeen gepakte spiralen aan korte twijgen. De kleur varieert van helder grasgroen over donkergroen tot zeegroen, afhankelijk van de dikte van de wittige waslaag die de bladeren beschermt tegen uitdrogen.

De vruchten van de ceder zijn kegelvormig.De kegels zijn tonvormig, 6-12 cm lang, en bevatten gevleugelde zaden. De zaden zijn 1-1,5 cm lang en hebben een vleugel van 2-3 cm lang. Ze hebben twee of drie harszakjes, die een onaangenaam smakende hars bevatten, waarschijnlijk om te voorkomen dat ze worden opgegeten door eekhoorns. Het rijpen van de kegel duurt een jaar. De bestuiving vindt plaats in september en oktober. De zaden zijn een jaar later rijp.

Het hout van deze boom is beroemd; het is geel van kleur, met roodachtig bruine strepen, bijzonder duurzaam (tegen rotting bestand) en toch niet al te hard tot bewerking, aangenaam van geur en zonder wormsteek. Het cederhout werd dan ook vooral gebruikt voor prachtige gebouwen (2 Sam. 7: 2; 1 Kon. 7: 2; Jer. 22 : 14); de balken, planken en beschietingen van de eerste en tweede tempel waren van dat hout (1 Kon. 6: 9; Ezr. 3: 7).

Het cederhout werd ook bij de levietische reinigingen gebruikt (Lev.  14: 4).

Een genezen melaatse moest gereinigd worden, waarbij cederhout nodig was.
Le 14:4 dan moet de priester opdracht geven dat men voor hem die gereinigd wordt, twee levende reine vogels neemt, cederhout, karmozijn en hysop. (HSV)
De bewoners van Tyrus maakten er scheepsmasten van (Ezech. 27: 5), en onder de handelsartikelen van het Oosten worden cederen kisten met kostbare waren genoemd (Ezech. 27: 24).
Grote ceder op de berg Libanon, jaar 1857.

Van de vroegere rijkdom en de heerlijkheid der cederbossen van de Libanon waren anno 1867 nog slechts zwakke sporen over in enige oude en kromme, en enige honderden jonge bomen. De Turken gingen er (anno 1867) zonder enige spaarzaamheid mee om , een vervulling van de profetie (Jes. 10: 19). Ook het Taurus- en het Kaukasus-gebergte heeft cederbossen.

Zinnebeeld

De Libanonceder is vanaf de 18e eeuw veel aangeplant als ornament in Engelse parken. Een van de oudste exemplaren in Nederland staat (anno 2012) in de tuin bij Kasteel Middachten nabij Rheden en is zeker meer dan 150 jaar oud.

De ceder is in de Heilige Schrift het beeld van de rechtvaardige, geplant in het huis van de Heer, die in de voorhoven van de Heer groeit en tot in de ouderdom bloeit en vruchten draagt (Ps. 92: 13).

De ceder is ook een beeld van de heerlijkheid van het huis van David (Ezech. 17: 22) en van het koninkrijk van Christus, dat uit de vernedering van Davids huis is voortgekomen als een teder takje van de ceder (vs. 23, 24).

De ceder dient ook als een beeld van de aanzienlijken en groten in Juda, die verootmoedigd zullen worden (Jes. 2: 13), van de machtige, maar door Israël verdelgde Amorieten (Amos 2: 9); van de macht en uitbreiding van het Assyrische rijk, welks val door de hand van de Heer aan de Egyptische Farao tot waarschuwing wordt voorgehouden (Ezech. 31: 2vv.).

De aangename geur van het hout komt voor onder de beelden der aanminnigheid en bekoorlijkheid van de bruid van Christus (Hoogl. 4: 11), en van het volk Gods in zijn toekomstige heerlijkheid (Hos. 14: 7).

Meer informatie

Zie artikel Ceder op Wikipedia.nl.

Bron

Art. Ceder op Wikipedia.nl. Hieruit is op 2 feb. 2013 tekst genomen en verwerkt.

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Ceder. Hieruit is op 2 feb. 2013 tekst genomen en verwerkt.

Voetnoot

  1. Zie artikel Ceder op Wikipedia.nl.