Het Colosseum, Coliseum of Flavisch Amfitheater (Latijn: Amphitheatrum Flavium), gebouwd in de 1e eeuw na Chr. te Rome, was het grootste amfitheater in het Romeinse Rijk. Het bood plaats aan 80.000 toeschouwers. Voor hun ogen zijn vele christenen de marteldood gestorven.

De rode stip geeft de plaats van het Colosseum aan.

Het Colosseum werd gebouwd door de zogenaamde Flavische keizers. De bouw nam een aanvang onder de heerschappij van keizer Vespasianus in 72 en gefinancierd uit de krijgsbuit van de plundering van Jeruzalem in 70. Na de voltooiing in 80 werd het ingewijd door Titus, die Jeruzalem had veroverd. De spelen bij de opening duurden 100 dagen. Titus' opvolger Domitianus voegde nog een verdieping toe, benevens een aantal gangen en vertrekken onder de arena, die nu zichtbaar zijn.

Van het amfitheater zijn reusachtige ruïnen overgebleven. Ze spreken ons van de innerlijke barbaarsheid der uiterlijk zo beschaafde Romeinse heidenen, doch ook van de heldenmoed van de martelaren voor Christus, die de arena drenkten met hun bloed.

Aan het Colosseum heeft de Angelsaksische monnik, geschiedschrijver en vertaler Beda (672/73 - 735) het bestaan van Rome en van de wereld geknoopt:

  Zolang het Colosseum staat, staat Rome, —
  Wanneer het Coliseum valt, valt Rome, —
  En wanneer Rome valt — de wereld ook!

Bron

Colosseum, nl.wikipedia.nl. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 25 aug. 2018.