Damascus: verschil tussen versies

1.940 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 22:
In de 1e helft van de 10e eeuw v. Chr. maakt Israëls koning David Syrië schatplichtig (vgl. 2 Sam. 8:10 vv.)
 
'''Ca. 950 v.C.''' weet de Syrische koning Rezon de onafhankelijkheid ten opzichte van Israël te herwinnen (vgl. 1 Kon. 11:23). Hij sticht een machtige dynastie.
 
Damascus was de hoofdstad van het rijk der Arameeërs in de 9e eeuw v.Chr.
 
[[Jesaja]], die leefde in de periode ca. 767 - 687 v.C., profeteerde een last van Damascus (Jes. 17:1-3), een zware en droevige profetie over de stad; zie verderop. <blockquote>''Jes 17:1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn. Jes 17:2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen [daar] nederliggen, en niemand zal ze verschrikken. Jes 17:3 En de vesting zal ophouden van Efraïm, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel der Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israëls, spreekt de HEERE der heirscharen. (SV)''</blockquote>In tal van oorlogen, met afwisselend geluk gevoerd, pogen de koningen van Damascus de zuidelijke koninkrijken Israël en Juda te onderwerpen, totdat in 732 v.C. de Assyrische koning Tiglatpileser III Damascus verovert.
 
8e eeuw, 2e helft: Efraim (tientstammenrijk) en Syrie spannen samen tegen Juda. Koning Achaz’ van Juda doet een roep om hulp tegen het verbond van Syrië met Israël. Daarop doen de Assyriërs een reeks invallen waarbij Damascus geplunderd wordt en de Syrische koning Rezin omkomt.
 
[[Jeremia (profeet)|Jeremia]] (2e helft van de 7e en 1e helft 6e eeuw v.C.) sprak een profetie tegen Damaskus (Jer. 49:23). <blockquote>''Jer 49:23 Tegen Damaskus. Beschaamd is Hamath en Arpad; omdat zij een boos gerucht gehoord hebben, zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men kan er niet rusten. Jer 49:24  Damaskus is slap geworden, zij heeft zich gewend, om te vluchten, en siddering heeft haar aangegrepen; benauwdheid en smarten als van een barende [vrouw] hebben haar bevangen; Jer 49:25  Hoe is de beroemde stad niet gelaten, de stad Mijner vrolijkheid! Jer 49:26  Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten; en al [haar] krijgslieden zullen te dien dage nedergehouwen worden, spreekt de HEERE der heirscharen. Jer 49:27  En Ik zal een vuur aansteken in den muur van Damaskus, en het zal Benhadads paleizen verteren.'' (SV)</blockquote>
732 v.C.: Damascus wordt veroverd door de Assyriërs met hun koning Tiglat-Pileser III. De Syrische koning Rezin wordt terechtgesteld. De inwoners worden gevankelijk weggevoerd. <blockquote>''2Kon 16:7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. 2Kon 16:8 En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk. 2Kon 16:9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.'' (SV)</blockquote>Tiglatpileser maakt Syrië tot een provincie van het Assyrische rijk.
 
'''732 v.C'''.: Damascus wordt veroverd door de Assyriërs met hun koning Tiglat-Pileser III. De Syrische koning Rezin wordt terechtgesteld. De inwoners worden gevankelijk weggevoerd. <blockquote>''2Kon 16:7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. 2Kon 16:8 En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk. 2Kon 16:9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.'' (SV)</blockquote>Tiglatpileser maakt Syrië tot een provincie van het Assyrische rijk.
 
Omstreeks die tijd of daarna (in het sterfjaar van Achaz of later) ontvangt de Judese profeet '''Jesaja''' een ernstige rechterlijke Godsspraak over Damascus (Jes. 17):<blockquote>''Jes 17:1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn. Jes 17:2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen [daar] nederliggen, en niemand zal ze verschrikken. Jes 17:3 En de vesting zal ophouden van Efraïm, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel der Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israëls, spreekt de HEERE der heirscharen. (SV)''</blockquote>Later wordt de stad Damascus een deel van het Nieuw-Babylonische Rijk en weer later van het Perzische rijk.
 
'''333/332 v.C.:''' Het Griekse leger van Alexander de Grote verovert de stad: door verraad valt Damascus in handen van Parmenio, Alexanders veldoverste.
 
Na de verovering door de Macedoniërs staat Damascus gedurende zo'n duizend jaar onder de invloed van de Griekse en Romeinse culturen.
 
'''64 v.C.:''' Syrie met Damascus wordt een Romeinse provincie. In de Romeinse tijd wordt een muur om de stad gebouwd.
 
'''37 n.C.:''' de Nabateeën krijgen zeggenschap over de stad (vgl. 2 Kor. 11:32).
 
In de eerste eeuw na Christus waren er volgens het Nieuwe Testament chirstenen, Joden en synagogen in Damascus. Op weg naar Damascus om daar christenen te arresteren, ontving de farizeeer Saulus een hemels gezicht waarin de Heer Jezus hem verscheen en zijn plan verijdelde. In een straat genoemd ''De Rechte'' ontmoette Ananias de bekeerling Saulus. Na zijn bekering begon Saulus, die later als Paulus bekend werd, in Damascus te prediken dat Jezus de beloofde Massias en de Zoon van God is (Hand. 9:1-27).
Regel 74 ⟶ 76:
Sommige uitleggers zien een gehele of gedeeltelijke vervulling in de verovering, plundering en wegvoering van de stad door de Assyrische koning Pul (= Tiglathpileser III) in 732 v.C.<blockquote>''2Kon 16:7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. 2Kon 16:8 En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk. 2Kon 16:9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.'' (SV)</blockquote>Onduidelijk is of het oordeel 'dat zij geen stad meer zij' (Jes. 17:1) inhoudt een voorgoed dan wel tijdelijk ophouden stad te zijn. Is de voorzegde toestand van 'een vervallen puinhoop' een tijdelijke of een blijvende?
 
Sommige uitleggers stellen dat, aangezien Damascus nog steeds bestaat, de profetie van Jesaja 17 nog vervuld moet worden. Misschien zal dit gebeuren door en in een oorlog met Israël, waarbij trouwens ook Israël zware verliezen zal lijden<ref>[https://www.youtube.com/watch?v=CKDg74-jHt4 Bill Salus: Setting the Stage for Ezekiel 38]. Youtube.com: Prophecy Watchers, 6 aug. 2020.</ref>.
De bedreiging tegen Damaskus schijnt vervuld. Maar de vervulling is mogelijk slechts gedeeltelijk en wacht dan nog een eindvervulling. Hoofdstuk 17 bevat elementen die naar toekomstige gebeurtenissen schijnen heen te wijzen: Jacob zal wegteren, een overblijfsel ('nalezing') zal bestaan, de mens zal zien op zijn Maker, het oordeel over de vele volken die Israël uitplunderen.<blockquote>''Jes 17:7 Op die dag zal de mens de blik richten op Hem Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen zien op de Heilige van Israël. Jes 17:8 Dan zal hij de blik niet richten op de altaren, het werk van zijn handen. En naar wat zijn vingers gemaakt hebben, zal hij niet kijken: de gewijde palen en de wierookaltaren. (HSV)''</blockquote>
 
De bedreiging tegen Damaskus schijnt deels vervuld. Maar de vervulling is mogelijk slechts gedeeltelijk en wacht dan nog een eindvervulling. Hoofdstuk 17 bevat elementen die naar toekomstige gebeurtenissen schijnen heen te wijzen: Jacob zal wegteren, een overblijfsel ('nalezing') zal bestaan, de mens zal zien op zijn Maker, het oordeel over de vele volken die Israël uitplunderen.<blockquote>''Jes 17:7 Op die dag zal de mens de blik richten op Hem Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen zien op de Heilige van Israël. Jes 17:8 Dan zal hij de blik niet richten op de altaren, het werk van zijn handen. En naar wat zijn vingers gemaakt hebben, zal hij niet kijken: de gewijde palen en de wierookaltaren. (HSV)''</blockquote>
 
=== Meer informatie ===