Damascus: verschil tussen versies

301 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 26:
Damascus was de hoofdstad van het rijk der Arameeërs in de 9e eeuw v.Chr.
 
In tal van oorlogen, met afwisselend geluk gevoerd, pogen de koningen van Damascus de zuidelijke koninkrijken Israël en Juda te onderwerpen, totdat in 732 v.C. de Assyrische koning Tiglatpileser III Damascus verovert.
 
8e eeuw, 2e helft: Efraim (tientstammenrijk) en Syrie spannen samen tegen Juda. Koning Achaz’ van Juda doet een roep om hulp tegen het verbond van Syrië met Israël. Daarop doen de Assyriërs een reeks invallen waarbij Damascus geplunderd wordt en de Syrische koning Rezin omkomt.
8e eeuw, 2e helft: Efraim (tientstammenrijk) en Syrie spannen samen tegen Juda. In die tijd ontvangt de Judese profeet '''Jesaja''' een ernstige rechterlijke Godsspraak over Damascus (Jes. 17):<blockquote>''Jes 17:1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn. Jes 17:2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen [daar] nederliggen, en niemand zal ze verschrikken. Jes 17:3 En de vesting zal ophouden van Efraïm, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel der Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israëls, spreekt de HEERE der heirscharen. (SV)''</blockquote>732 v.C.: Damascus wordt veroverd door de Assyriërs met hun koning Tiglat-Pileser III. De stad wordt verwoest en de Syrische koning Rezin wordt terechtgesteld.<blockquote>''2Kon 16:7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. 2Kon 16:8 En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk. 2Kon 16:9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.'' (SV)</blockquote>Tiglatpileser maakt Syrië tot een provincie van het Assyrische rijk.
 
8e eeuw, 2e helft: Efraim (tientstammenrijk) en Syrie spannen samen tegen Juda. In die tijd ontvangt de Judese profeet '''Jesaja''' een ernstige rechterlijke Godsspraak over Damascus (Jes. 17):<blockquote>''Jes 17:1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn. Jes 17:2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen [daar] nederliggen, en niemand zal ze verschrikken. Jes 17:3 En de vesting zal ophouden van Efraïm, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel der Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israëls, spreekt de HEERE der heirscharen. (SV)''</blockquote>732 v.C.: Damascus wordt veroverd door de Assyriërs met hun koning Tiglat-Pileser III. De stad wordt verwoest en de Syrische koning Rezin wordt terechtgesteld. De inwoners worden gevankelijk weggevoerd. <blockquote>''2Kon 16:7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. 2Kon 16:8 En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk. 2Kon 16:9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.'' (SV)</blockquote>Tiglatpileser maakt Syrië tot een provincie van het Assyrische rijk.
Later wordt de stad een deel van het Nieuw-Babylonische Rijk en weer later van het Perzische rijk.
 
Omstreeks die tijd of daarna (in het sterfjaar van Achaz of later) ontvangt de Judese profeet '''Jesaja''' een ernstige rechterlijke Godsspraak over Damascus (Jes. 17):<blockquote>''Jes 17:1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn. Jes 17:2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen [daar] nederliggen, en niemand zal ze verschrikken. Jes 17:3 En de vesting zal ophouden van Efraïm, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel der Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israëls, spreekt de HEERE der heirscharen. (SV)''</blockquote>Later wordt de stad Damascus een deel van het Nieuw-Babylonische Rijk en weer later van het Perzische rijk.
 
333/332 v.C.: Het Griekse leger van Alexander de Grote verovert de stad: door verraad valt Damascus in handen van Parmenio, Alexanders veldoverste.
Regel 69 ⟶ 71:
# De profetie is geheel onvervuld;
# De profetie is gedeeltelijk vervuld.
 
Sommige uitleggers zien een gehele of gedeeltelijke vervulling in de verovering, plundering en wegvoering van de stad door de Assyrische koning Pul (= Tiglathpileser III) in 732 v.C.<blockquote>''2Kon 16:7 Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. 2Kon 16:8 En Achaz nam het zilver en het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning van Assyrie een geschenk. 2Kon 16:9 Zo hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog op tegen Damaskus, en nam haar in, en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin.'' (SV)</blockquote>Onduidelijk is of het oordeel 'dat zij geen stad meer zij' (Jes. 17:1) inhoudt een voorgoed dan wel tijdelijk ophouden stad te zijn. Is de voorzegde toestand van 'een vervallen puinhoop' een tijdelijke of een blijvende?
 
De bedreiging tegen Damaskus schijnt vervuld. Maar de vervulling is mogelijk slechts gedeeltelijk en wacht dan nog een eindvervulling. Hoofdstuk 17 bevat elementen die naar toekomstige gebeurtenissen schijnen heen te wijzen: Jacob zal wegteren, een overblijfsel ('nalezing') zal bestaan, de mens zal zien op zijn Maker, het oordeel over de vele volken die Israël uitplunderen.<blockquote>''Jes 17:7 Op die dag zal de mens de blik richten op Hem Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen zien op de Heilige van Israël. Jes 17:8 Dan zal hij de blik niet richten op de altaren, het werk van zijn handen. En naar wat zijn vingers gemaakt hebben, zal hij niet kijken: de gewijde palen en de wierookaltaren. (HSV)''</blockquote>