Derde boek der Makkabeeën: verschil tussen versies

Geen verandering in de grootte ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het '''derde boek der Makkabeeën''' gaat over gebeurtenissen van rond 217 v.Chr. ongeveer vijftig jaar vóór de Makkabese opstand. Het boek beschrijft hoe de Egyp...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 5:
De geschiedenis daarin verhaald wordt vele jaren vroeger gesteld dan de vervolgingen van Antiochus Epifanes. Zij zou voorgevallen zijn onder de regering van de Egyptische koning Ptolemaeus IV Philopator. Deze vorst zou na een beslissende overwinning op Antiochus de Grote bevochten te hebben, behalve andere tempels, ook het Jeruzalemse Godshuis bezocht en met rijke geschenken begiftigd hebben. Doch de lust beving hem om de tempel van de God der Joden ook van binnen te zien, en zelfs in de allerheiligste plaats te gaan. Vruchteloos werd hem dit afgeraden en werd hem gebeden van dit voornemen af te zien. Maar toen hij het, ondanks dat alles, wilde volvoeren, wij door een plotselinge beroerte aangegrepen, zodat hij halfdood werd weggedragen.
 
Woedend over deze teleurstelling, keerde hij terug naar Egypte, en besloot zich te wreken op de Joden, die in Alexandrië waren. Hij dwong kenhen, op verbeurte van alle hun voorrechten, aan de Bacchus-feesten deel te nemen. En toen de Joden, op weinige uitzonderingen na, liever alles verloren, dan hun Godsdienst te verzaken, gaf hij bevel, om hun geheel geslacht, dat zich in Egypte bevond, uit te roeien.
 
Tot dit doeleinde werden zij uit alle plaatsen verzameld, en in het renperk te Alexandrië opgesloten, om aldaar door olifanten, die men woedend gemaakt had, vertreden te worden. Op de derde dag, nadat deze strafoefening bevolen was, zou zij tenslotte volvoerd worden. Toen was er, op het gebed van een godvruchtige priester, plotseling een hemelse verschijning. Ten gevolge hiervan vielen de woedende dieren, in plaats van op de Joden, op het krijgsvolk van de koning aan en richtten daaronder een vreselijke slachting aan. Filopator, hierdoor verschrikt, deed boete, liet de Joden ontslaan, herstelde hen in alle hun voorrechten, en gaf hun, huiswaarts kerend, een bevelschrift mee aan alle zijn landvoogden, dat niemand de door God begunstigde Joden enigszins zou mogen deren. Ter gedachtenis van dit gebeurde, werd door de Joden een feest ingesteld.