Ezechiël 21: verschil tussen versies

4.033 bytes toegevoegd ,  5 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=32}}
==Samenvatting==
''1-7'' Onheilsprofetie tegen het land Israël: het zwaard van God zal uitroeien de rechtvaardige en de goddeloze. Ezechiël moet het onheil uitbeelden door te zuchten en de kreunen. ''8-17'' Gods zwaard is ter slachting gescherpt en gewet, tegen Zijn volk en tegen al de vorsten van Israël. Daarom dient de profeet de schreeuwen en te huilen en op zijn heup te slaan. God zal Zijn grimmigheid door de slachting stillen. 18-32 Ezechiël moet twee wegen tekenen, waarlangs het zwaard van de koning van Babel zal komen: een weg naar Rabba, de hoofdstad der Ammonieten, en een naar Jeruzalem.
 
== Inleiding ==
Regel 8:
== 6 ==
<onlyinclude><sup>6</sup> Maar gij, mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der lenden en met bitterheid. </onlyinclude>(SV)
'''Met verbreking der lenden.''' Zie vs. 12: "klop op de heup". Alsof de lenden door barensweeën vaneen werden gereten<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). </ref>.
 
== 10 ==
<onlyinclude><sup>10</sup> Het is gescherpt, opdat het een slachting slachte; het is geveegd, opdat het een glinster hebbe; of wij [dan] zullen vrolijk zijn? het is de roede van Mijn Zoon, die alle hout versmaadt. </onlyinclude>(CP<ref name=":1">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''Het is de roede van Mijn Zoon, die alle hout versmaadt.''' Zie vs. 13: "versmadende roede". De Statenvertaler heeft aan de Zoon van God gedacht. De roede (stok, scepter) van Gods Zoon veracht alle stok en knuppel die tegen Hem in het geweer wordt gebracht. <blockquote>''Lu 22:52  Jezus nu zei tot de overpriesters en de hoofdlieden van de tempel en de oudsten, die op Hem waren afgekomen: Als tegen een rover bent u erop uitgegaan met zwaarden en stokken?'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Opb 19:15  En uit zijn mond komt een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de naties slaat. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God de Almachtige.'' (Telos)</blockquote>Sommige denken echter aan een woord van hen die zich vrolijk maken: de scepter van mijn zoon veracht alle hout.
 
== 12 ==
Regel 21:
<onlyinclude><sup>13</sup> Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende roede zijn, spreekt de Heere HEERE. </onlyinclude>(SV)
'''Versmadende roede.''' Zie vs. 10: "De roede van Mijn Zoon".
 
== 19 ==
<onlyinclude><sup>19</sup>  U nu, mensenkind, teken voor uzelf twee wegen, waarlangs het zwaard van de koning van Babel komen kan; uit één land zullen zij beide uitgaan; en teken een wegwijzer, teken hem aan het begin van de weg naar de stad. </onlyinclude>(CP<ref name=":1" />)
'''Teken voor uzelf.'''
 
Vergelijk:<blockquote>''Eze 4:1 En u, mensenkind, neem u een tegel, leg die vóór u neer en teken daarop een stad, Jeruzalem.'' (HSV)</blockquote>'''Twee wegen.''' Ze lopen eerst naast elkaar en later (vs. 21) uiteen.
 
'''Naar de stad.''' De ene weg leidde naar de stad Jeruzalem, de andere naar [[Rabba]], de hoofdstad der Ammonieten, zie volgende vers.
 
== 21 ==
<onlyinclude><sup>21</sup> Want de koning van Babel zal aan de wegscheiding staan, aan de kop van de twee wegen, om waarzegging te gebruiken; hij zal pijlen schudden, hij zal de [[terafim]] vragen, hij zal de lever bezien. </onlyinclude>(CP<ref name=":1" />)
'''De wegscheiding.''' Het punt waar de twee wegen niet langer naast elkaar lopen, maar scheiden.
 
'''Aan het begin van de twee wegen.''' Aan het begin ter plaatse waar zij scheiden.
 
'''Om waarzegging te gebruiken.''' Zodoende achter de wil of raad van de goden of van een god te komen, ten einde een goede beslissing te nemen, welke stad, Jeruzalem of Rabba, als eerste in te nemen. Heidense waarzeggerij.
 
'''Hij zal pijlen schudden.''' De pijlen, elk voorzien van een naam, worden geschud in een koker. De pijl die er uit komt heeft de goede naam.<ref>Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987). </ref> Op een of meer pijlen de naam van Jeruzalem, op een of meer andere de naam van Rabba.
 
'''De lever bezien.''' De lever van geslachte offerdieren<ref name=":0" />.
 
22  De waarzegging zal aan zijn rechterhand zijn op Jeruzalem, om hoofdmannen te stellen, om den mond te openen in het doodslaan, om de stem op te heffen met gejuich, om stormrammen te stellen tegen de poorten, om sterkten op te werpen, om bolwerken te bouwen.
 
23  Dit zal hun in hun ogen als een ijdel waarzeggen zijn, [omdat] [zij] met eden beëdigd zijn onder hen; maar hij zal der ongerechtigheid gedenken, opdat zij gegrepen worden.
 
24  Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Omdat gijlieden uwer ongerechtigheid doet gedenken, doordien uw overtredingen ontdekt worden, zodat uw zonden gezien worden in al uw handelingen; omdat uwer gedacht wordt, zult gij met de hand gegrepen worden.
 
25  En gij, o onheilig, goddeloos vorst van Israël, wiens dag komen zal, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;
 
26  Alzo zegt de Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen; Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is.
 
27  Ik zal die [kroon] omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen; ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die [daartoe] recht heeft, en [dien] Ik geven zal.
 
28 ¶  En gij, mensenkind, profeteer en zeg: Alzo zegt de Heere HEERE, van de kinderen Ammons, en van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken, het is ter slachting geveegd om te verdoen, om te glinsteren;
 
29  Terwijl zij u ijdelheid zien, terwijl zij u leugen voorzeggen, om u op de halzen te stellen dergenen, die van de goddelozen verslagen zijn, welker dag gekomen was ten tijde der uiterste ongerechtigheid.
 
30  Keer [uw] [zwaard] weder in zijn schede! In de plaats, waar gij geschapen zijt, in het land uwer woningen zal Ik u richten.
 
31  En Ik zal over u Mijn gramschap uitgieten, Ik zal tegen u door het vuur Mijner verbolgenheid blazen; en Ik zal u overgeven in de hand van brandende mensen, smeders des verderfs.
 
32  Het vuur zult gij tot spijze zijn, uw bloed zal zijn in het midden des lands; uwer zal niet gedacht worden; want Ik, de HEERE, heb het gesproken.
 
== Voetnoot ==