Farao van de Uittocht: verschil tussen versies

8 bytes verwijderd ,  1 jaar geleden
Kleine aanpassing aan de tekst
(Kleine aanpassing aan de tekst)
(Kleine aanpassing aan de tekst)
 
Regel 1:
De '''farao van de Uittocht''' is de koning van Egypte die weigerde de Israëlieten, zijn Hebreeuwse slaven, uit zijn land te laten vertrekken, maar die tenslotte, nadat Egypte door goddelijkeGoddelijke plagen was geteisterd en zijn oudste zoon daarbij omgekomen was, toegaf en de volk van God liet gaan. Niet lang daarna trachtte hij tevergeefs zijn verloren slaven terug te halen. Het is onzeker wie de farao is geweest. De Bijbel noemt zijn naam niet.
Over de Uittocht, zie [[Uittocht uit Egypte]].
 
Regel 11:
De lijst van Manetho is niet volledig bekend geworden. Het origineel van zijn geschiedenis is tot op heden nooit gevonden. Manetho leefde en schreef zijn boek tijdens het bewind van Ptolemeüs I in Egypte (323-282 v.Chr.). De laatstgenoemde farao’s in de gevonden fragmenten zijn de farao's uit de nadagen van de 18<sup>e</sup> dynastie.
 
Ook is bekend dat geschiedschrijvers in die tijd en later, alles in het werk stelden om tot eer van het eigen land een zo lang mogelijke chronologie op te stellen. Daarbij werden soms nevendynastieën na elkaar gezet, of halfgoden uit een nevelig verleden voor dehet voetlicht gehaald. Daartegenover heeft een belangrijk deel van de archeologische wereld, bij gebrek aan duidelijk archeologisch bewijs, Bijbelse informatie slechts voor kennisgeving aangenomen. David en Salomo bleven daardoor gedurende lange tijd schimmige figuren uit een zeer ver verleden.
 
'''Bijbelse chronologie.''' De BijbelsBijbelse chronologie (de tijdrekenkundige gegevens in de Bijbel) is van geheel andere aard dan de oude restanten van koningslijsten van machthebbers, dikwijls tirannen en moordenaars. Dit soort lijsten als criterium te gebruiken om de Heilige Schrift aan te passen aan onze ideeën, is een miskenning van Zijn Goddelijk gezag. Zie [[Bijbelse chronologie]].
 
In verband met de Uittocht zijn de hieronder genoemde perioden van belang:
Regel 31:
Ook Jakob en zijn familie zijn 'hyksos'. Hoewel de mensen van een herdersvolk algemeen een gruwel waren voor een Egyptenaar, kregen de nazaten van Jakob, dankzij Jozef, een bevoorrechte positie.
 
Na de uittocht van de Israëlieten werd Egypte geteisterd door binnenvallende Amalekieten (Exodus 17:8-16; 'de boden van veel kwaads’ Ps. 78:49 SV), ook zij waren 'hyksos'. Deze Hyksos-Amalekieten beheersten Egypte gedurende de woestijnreis, de richterentijd en het koningschap van Saul.
 
Na de uittocht namen de Hyksos meer en meer de macht over. Een lange reeks van farao’s heeft zich regionaal nog weten te handhaven. Velen van hen niet langer dan gedurende enkele weken of maanden. Ze vormden de 13<sup>e</sup> dynastie. Iedere farao droeg weer meerdere namen. VoorOm zoverhun bekendgezag zijnte ervergroten farao’sdroegen geweestsommigen die een zelfdede naam droegen alsvan een machtige farao vanuit deeen 12<sup>e</sup>vorige dynastie. De periode van de 13<sup>e</sup> dynastie laat zich echter kenmerken als zijnde in opperste verwarring na een totale ineenstorting.
 
== Sesosteris III? ==
Regel 42:
William Albright (zie boven) opperde de gedachte dat op basis van zijn naam, met handhaving van de Egyptische jaartelling zoals men die algemeen had aangenomen, farao Ramses II wel eens de farao kon zijn van de uittocht. Volgens de gangbare Egyptische chronologie was Ramses II farao van de 19<sup>e</sup> dynastie van 1290-1224 v.Chr.
 
Gekoppeld aan de traditionele chronologie van de Bijbel ontdekte Albright al spoedig dat als Ramses II de farao van de uittocht zou zijn, die uittocht wel erg laat in de geschiedenis plaats had. Na hem zou dan een periode komen van 480 jaar tot de grondlegging van de tempel door Salomo. Bij gebrek aan voldoende bewijs noemde Albright zijn gedachte al spoedig een 'late uittocht', een mogelijke optie. Men begreep in ieder geval dat dat niet goed synchroniseerde met de gangbare chronologie van Israël. Want algemeen iswas men hetinmiddels er over eens gewordenovereengekomen dat Salomo’s regering begon ca 1000 v. Chr. begon. Tussen diens regering en die van Ramses II zit te weinig tijd.
 
Ondanks alternatieve argumenten die in de lange Egyptische geschiedenis gevonden hadden kunnen worden voor een andere farao, blijven velen sterk pleiten voor Ramses II. Men gaat dan voorbij aan het gegeven dat ook de farao's van de 12<sup>e</sup> dynastie naast de vele namen die zij droegen, vrijwel allen de naam van Ramses droegen. De naam van Ramses was dus reeds met betrekking tottijdens de 12<sup>e</sup> dynastie bekend.
 
De koninklijke lijst van farao’s van Abydos in de tempel van Seti en de Abydos koningslijst van Ramses II (in het Brits Museum) hadden alles te maken met het goddelijk gezag van de farao. Aan het hof kende men een serieuze voorouderverering om het imago van goddelijke afkomst in stand te houden. In hun eigen ogen konden niet alle voorgangers daartoe behoren en daarom werden farao's verzwegen. Door voorgangers van de 18<sup>e</sup> dynastie na Tuthmosis III, plus de Libische vorsten te Tanis in het noorden van de 22<sup>e</sup> dynastie en de farao's, afkomstig uit het diepe zuiden (Nubië) van de 25<sup>e</sup> dynastie te verzwijgen, sloten zij met hun lijst bijna direct aan bij de 12<sup>e</sup> dynastie.
Regel 116:
 
* Amenemhat III en IV bouwden een reusachtige tempel voor de God Sobek. Een zus van Amenemhat IV heette Sobek nefer ru. Ongetwijfeld heeft ook Amenemhat IV zijn naam verbonden aan Sobek.
* Volgens Manetho heette de farao Toetimaios of Doedimoes. Een van de namen van Amenemhat IV was Djed Hetepre Doedoemes, zijn zus heettedroeg o.a. de namen Djed Neferre Doedoemes ofen Sobek Neferru.
* De Joodse overleveringen i.v.m. de uittocht (de Haggada) spreken over farao Malol of Merur. Een van de namen van Amenemhat IV was Maa-cheru-re.