k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Gad''' (= ''Geluk'') was de zevende zoon van Jakob, de eerste die hij bij Zilpa verwekte. Hij is de stamvader van de Israëlitische stam Gad. Zi...') |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
'''Gad''' (= ''Schare'') was de zevende zoon van [[Jakob]], de eerste die hij bij zijn bijvrouw [[Zilpa]], de slavin van [[Lea]], verwekte. <blockquote>''Ge 30:10 En Zilpa, Lea’s dienstmaagd, baarde Jakob een zoon. Ge 30:11 Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam Gad.'' (SV) </blockquote>'''Naam.''' De naam betekent 'troep'<ref>''Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen.'' Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige ''Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon'' van Larry Pierce. </ref>, 'hoop', 'schare'<ref>''Hebraisch-Deutsch Strong Lexikon'', editie 2015. Onderdeel van de Online Bible (Importantia) </ref>, of 'geluk', 'gelukkig'<ref>''Lexique Hébrue (numéros Strong)''. Onderdeel van de Online Bible (Importantia) </ref>. {{Stamboom Jakob}}
Hij is de stamvader van de Israëlitische [[Gad (stam)|stam Gad]]. Zijn nakomelingen heten ''Gadieten.''
Regel 7:
== Zie ook ==
[[Gad (stam)]]
== Bron ==
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk''. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Gad. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 31 aug. 2020.
|