Gamaliël I: verschil tussen versies

1 byte toegevoegd ,  7 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
'''Gamaliël I''' (ca. 9-50 na Chr.) was een vermaarde Schriftgeleerde, lid van het hoogste Joodse rechtscollege, het Sanhedrin (Hand. 5:34-40), en de leermeester van de apostel Paulus (Hand. 5: 34 v.; 22 : 3). Paulus getuigde:<blockquote>''Hnd 22:3 Ik ben een Joods man, geboren in Tarsus in Cilicie, maar opgevoed in deze stad, aan de voet van Gamaliel onderwezen naar de gestrengheid van de voorvaderlijke wet, en ik was een ijveraar voor God, zoals u allen vandaag bent; (TELOS)''</blockquote>Over de betekenis van de naam Gamaliël, die in de Bijbel aan meerdere personen toekomt, zie [[Gamaliël]]. 
 
Hij was, volgens de overlevering, een kleinzoon van Hillel, en wordt in de Talmud ''de oude'' genoemd, ter onderscheiding van zijn gelijknamige kleinzoon (Gamaliël II), die tegen het einde der eerste eeuw na Chr. leefde.
Regel 7:
Onder zijn vele leerlingen - de Talmud zegt, dat hij er 1000 had, waarvan hij er 500 in de wet en 500 in de Griekse wijsheid onderwees - telde hij ook de jeugdige Saulus van Tarsus, de latere apostel '''Paulus'''.
 
Toen Saulus in Jeruzalem kwam, bestond er verschil tussen de scholen van Hillel en Sjammai. Hillel hield de traditie der Misjna, waarin de rabbijnse wetsverklaring vervat is, hoog, en stelde haar gelijk met, soms boven de wet. Sjammai verwierp haar, zodra zij met de uitspraken der wet in strijd kwam. Beiden behoorden tot de Farizeën, maar de school van Hillel, die algemeen gold voor de vertegenwoordigster der orthodoxe Schriftuitlegging, had dende meesten invloed. Tot de '''school van Hillel''' behoorde ook Gamaliël, die bij zijn tijdgenoten in hoog aanzien stond.
 
Voor de kerkelijke overlevering, dat hij door Petrus en Johannes tot het Christendom zou geleid zijn, en tegelijk met zijn zoon en met Nicodemus de doop zou hebben ontvangen, bestaat niet de minste grond. Veeleer is het waarschijnlijk, dat hij tot aan zijn dood een bestrijder der Christenen is gebleven; hem wordt zelfs door de rabbijnen een gebed toegeschreven, waarin hij de wrake Gods over hen inroept.