Genesis/Hoofdstuk 15: verschil tussen versies

2.486 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 105:
''Mt 27:45  Van het zesde uur af nu kwam er duisternis over het hele land tot het negende uur toe. Mt 27:46  Omstreeks het negende uur nu riep Jezus met luider stem de woorden: Eli, Eli, lema sabachthani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?'' (Telos)
 
== Gen. 15:13 Vierhonderd jaren ==
Ge 15:13  Toen zei Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in [een] land, dat het hunne niet [is], en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken, vierhonderd jaren. (CP<ref name=":1" />)
Dat is een nieuwe openbaring. God openbaart niet alles ineens, maar stap voor stap.
 
'''[Een] land dat het hunne niet [is].''' Uit het volgende vers en de rest van Israëls geschiedenis weten wij dat Egypte wordt bedoeld. Opvallend is dat de naam van Egypte niet wordt genoemd.
 
Regel 116 ⟶ 118:
 
''Hnd 7:6  En God sprak aldus, dat zijn nageslacht bijwoner zou zijn in een vreemd land en zij zouden het tot slaven maken en mishandelen, vierhonderd jaar. (Telos)''
 
Wat de behelzen de vierhonderd jaren? Er zijn verschillende antwoorden mogelijk: 1. de tijd van Jacobs komst in Egypte tot de Uittocht; 2. de tijd van verdrukking tot de uittocht.
 
Ad. 1. Gegeven Ex. 12:40 (woning van 430 jaar) en Gal. 3:17 (430 jaren tot de wetgeving), moet deze 400 jaren gezien worden als een afronding, een 'ruwweg 400 jaren'.
 
Ad. 2. De tijd dat Israël in Egypte woonde was 430 jaren (Ex. 12:40). De bekrachtiging van het verbond (Gal. 3:17) met Abraham door God gebeurde tegenover Jakob, toen Hij hem aanmoedigde om naar Egypte te gaan.
 
''Ge 45:28  En Israël zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve!  Ge 46:1  En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak.  Ge 46:2  En God sprak tot Israël in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik! Ge 46:3  En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want <u>Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten</u>. Ge 46:4  Ik zal met u aftrekken naar Egypte en <u>Ik zal u doen [weder] optrekken</u>, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen.'' (SV)
 
God herhaalt in deze bekrachtiging zijn beloften van een groot volk en bezit van het land Kanaän.
 
Jacob heeft 17 jaar in Egypte gewoond, hij stierf in de ouderdom van 147 jaar. Dertig jaar na de komst van Jakob in Egypte, 13 jaar na diens overlijden, begon - volgens deze tweede opvatting - de verdrukking. Hiertegen kan worden ingebracht dat Jozef 57 jaar was, toen zijn vader stierf. Jozef is 110 jaar geworden. Het is aannemelijk dat pas na Jozefs dood de verdrukking begon. In dat geval komen we niet tot de 400 jaar.
 
Zie [[Verblijfsduur van Israël in Egypte]] voor een nader onderzoek naar de verblijfsduur.
 
== Gen. 15:14 Gericht en uittocht ==
Ge 15:14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have. (SV)
'''Het volk.''' Het volk van de Egyptenaren.
 
'''Met grote have.''' Veel Egyptische goederen gingen mee, Ex. 12:35-36.
== Gen. 15:15 ==
 
''Ex 12:35  De kinderen Israëls nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaren geëist zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen.  Ex 12:36  Daartoe had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren.'' (SV)
 
== Gen. 15:15 Voorzegging overlijden van Mozes ==
Ge 15:15 En u zult tot uw vaderen gaan met vrede; u zult in goede ouderdom begraven worden. (CP<ref name=":1" />)
'''U zult tot uw vaderen gaan met vrede.''' Abram had geen deel aan de voorzegde dienstbaarheid en verdrukking van het volk Israël. Overlijden is tot zijn voorgeslacht gaan. Abraham zou tot zijn 'vaderen' (meervoud) gaan. Zijn vaderen waren niet begraven in Kanaän, Abraham is in Kanaän begraven. Zijn vaderen, hun zielen, zijn elders, in het hiernamaals; dáárheen zou Abraham gaan.
 
Wellicht ging ook de Heer Jezus - die in alles aan de mensen gelijk is geworden, uitgenomen de zonde - bij zijn overlijden naar zijn voorgeslacht, onder andere naar zijn (voor)vader Abraham en naar zijn (voor)vader David. (De Heer wordt in Matth. 1:1 genoemd "Zoon van David, Zoon van Abraham"). Het overlijden van onze Heer was echter allesbehalve vredig, hij ging heen na de grootste ellende en smart doorleden te hebben.
Regel 143 ⟶ 161:
'''Want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.''' God noemt Kanaän 'het land van de Amoriet' (Amos 2:2). Amorieten zijn ook afstammelingen van Noachs kleinzoon [[Kanaän (persoon)|Kanaän]].
 
Abram wist wie Amorieten waren. Zijn bondgenoten [[Mamré]], [[Eskol]] en [[Aner]], waren Amorieten. De Amorieten zouden om hun ongerechtigheid worden verdreven uit Kanaänverdelgd. God zal de intocht in Kanaän derhalve voor tweeërlei doel gebruiken: het vervullen van de belofte aan Abram en het straffenverdelgen van de [[Amorieten]].
 
== Bron ==