Genesis/Hoofdstuk 19: verschil tussen versies

1.585 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
 
== Samenvatting ==
De twee engelen die Sodom bezoeken worden door Lot in zijn huis ontvangenis. Zij en Lot worden echter belaagd door de mannen van Sodom. De engelen slaan hen met blindheid en leiden Lot, zijn vrouw en beide dochter uit Sodom (1-16). Lot wordt vergund toevlucht te nemen in Zoar, welke stad om zijnentwil gespaard wordt (17-23). Sodom en Gomorra worden verwoest door zwavel en vuur. Lots vrouw kijkt ondanks de waarschuwing om en wordt een zoutpilaar (24-26). Abraham wordt gewaar dat de steden verbrand zijn (27-29). Lot verlaat Zoar en woont in een spelonk. Teneinde kinderen te krijgen voeren de beide dochters hun vader dronken en plegen incest met hem, waardoor zij zwanger raken en elk een zoon krijgen. Uit dezen zijn de Moabieten en de Ammonieten voortgekomen (30-38).
 
== Gen. 19:1 ==
Regel 76 ⟶ 79:
 
'''Behoud u om uws levens wil.''' De vluchtelingen werden behouden door de engelen, die hen bij de handen weggetrokken hadden uit Sodom. Maar de vluchtelingen moesten ook zelf iets doen, zelf iets ondernemen. Ze werden niet passief slechts meegenomen.
 
== Gen. 19:21 ==
Ge 19:21  En Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij gesproken hebt. (SV)
De stad werd gespaard omwille van Lot, en Lot werd gespaard omwille van Abraham, die voorbede had gedaan.
 
== Gen. 19:22 ==
Regel 96 ⟶ 103:
Ge 19:26   En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar. (SV)
'''Zag om.''' Hoewel God gezegd had: "zie niet achter u om" (vers 17).
 
== Gen. 19:30 ==
Ge 19:30  En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee dochters met hem; want hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters. (SV)
'''Hij vreesde binnen Zoar te wonen.''' Hij heeft er een tijd gewoond, maar ondervond kennelijk de ongunst van de bevolking. Omwille van Lot werd Zoar niet omgekeerd (vers 21). Ook daar woonden kennelijk slechte mensen. God had eerder gezegd dat Lot zich moest behouden naar het gebergte heen (vers 17).
 
== Bron ==